Afschaffing onroerendezaakbelasting (OZB)
Inhoudsopgave
Inleiding
§ 1 Wat zijn de onroerendezaakbelastingen? § 1.1 Algemeen § 1.2 Oude situatie
§ 1.3 Nieuwe situatie
§ 2 Hoe belangrijk zijn de OZB?
§ 2.1 Plaats van de OZB
§ 2.2 OZB binnen de opbrengsten van de gemeentelijke
belastingen
§ 3 Wat voor effecten heeft afschaffing van de OZB op de
koopkracht?
§ 3.1 Huishoudens § 3.2 Gemeente
§ 3.3 Conclusie
§ 4 Wat zijn de gevolgen voor de lokale lasten?
§ 4.1 Verschillende groepen
§ 4.2 Naar Italiaans voorbeeld
§ 4.3 Mate en spreiding van de lastenveranderingen
§ 5 Welke herverdeeleffecten treden op tussen gemeenten
door de compensatie via de algemene uitkering? § 5.1 Compensatie naar rekentarief § 5.2 Nadeelgemeenten
§ 5.3 Voordeelgemeenten
§ 5.4 Conclusie § 6 Welke goede alternatieven bestaan er voor het afschaffen
van de OZB?
§ 6.1 Gehele afschaffing van OZB op woningen
§ 6.2 De alternatieven
§ 6.2.1 Hondenbelasting
§ 6.2.2 Toeristenbelasting
§ 6.2.3 Reclamebelasting
§7 Conclusie
Inleiding
Belastingen zijn erg belangrijk in een land, de opbrengsten van die belastingen maken het voor sommigen mogelijk dat ze kunnen overleven, maar ze maken ook de voorzieningen waarvan wij dagelijks gebruik maken, zoals wegen, mogelijk. Aan de nationale belastingen, de landelijke belastingen wordt veel aandacht besteed, bijvoorbeeld aan de veranderingen en de effecten daarvan. Wij hebben het idee dat aan de lokale belastingen veel minder aandacht wordt besteed, terwijl deze juist veel dichter bij de mensen staat. Dus zou het logischer zijn dat mensen zich daar meer mee geïdentificeerd voelen. Dit blijkt niet het geval, waarschijnlijk omdat van deze lokale belastingen minder gemerkt wordt, de opbrengsten zijn uiteraard minder en er kan dus ook minder mee bereikt worden. Maar toch worden er allerlei lokale voorzieningen mee gefinancierd, theaters en sportvelden bijvoorbeeld.
Een deel van de lokale belastingen ligt onder vuur, namelijk de onroerendezaakbelastingen (OZB). Kabinet Balkenende I was al begonnen met voorstellen om de OZB deels af te schaffen en deels te maximeren. Maar dit kabinet viel voordat er iets ingevoerd was van deze plannen. Kabinet II kwam weer terug op de plannen om de OZB te veranderen en de voorstellen om ze af te schaffen kwamen boven.
Op 1 januari 2006 was het dan zover, de plannen die lang op tafel gelegen hadden werden werkelijkheid. Vanaf 1 januari 2006 is de onroerendezaakbelasting op woningen afgeschaft.
Verscheidene economen hebben zich over de probleemstelling gebogen of het verstandig is om de OZB af te schaffen. Wij willen hun voorbeeld volgen en zullen ons aan de hand van de volgende deelvragen buigen over de probleemstelling:
Is het verstandig de onroerendezaakbelasting op woningen af te schaffen?
• Wat zijn de OZB?
• Hoe belangrijk zijn de OZB?
• Wat voor effecten heeft de afschaffing van de OZB op de koopkracht?
• Wat zijn de gevolgen voor de lokale lasten?
• Welke herverdeeleffecten treden op tussen gemeenten door de compensatie via de algemene uitkering?
• Welke goede alternatieven bestaan er voor het afschaffen van de OZB?
Het leggen van een maximum op de resterende OZB-tarieven, dus alles behalve op de woningen, zullen wij kort aanstippen, maar om een goede afbakening te behouden zullen wij hier niet diep op in gaan.
§ 1. Wat zijn onroerendezaakbelastingen?
Wat zijn de onroerende zaakbelastingen? Voor wie zijn ze bedoeld, ondernemers of particulieren? Wat doet de overheid met deze belasting? Is dit hetzelfde als de bepalingen die gelden voor de inkomstenbelasting, Omzetbelasting, Loonbelasting etc..? Wie zijn de belastingplichtigen voor de onroerende zaakbelastingen? Door wie worden de tarieven bepaald?
Dit zijn de meest belangrijke vragen die bij mensen opkomen die voor het eerst kennis maken met de OZB. Wat de OZB zijn, is niet bij iedereen bekend. Vandaar dat de noodzaak bestond eerst een goede voorlichting over de OZB te geven. Dus staat hieronder alles over de onroerende zaak belasting netjes op een rij.
§ 1.1 Algemeen
Om een goede indruk te geven over de onroerende zaak belastingen (OZB) begint deze paragraaf met het definiëren van het begrip onroerende zaak. Hierbij kan gedacht worden aan een woning, een winkel, een bedrijfspand of een stuk grond.
Wat onder onroerende zaak wordt verstaan wordt hieronder uitgebreid gedefinieerd.
“Voor de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken wordt als 1 onroerende zaak aangemerkt:
a. een gebouw;
b. een ongebouwd eigendom;
c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. een geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfscreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;
f. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel d bedoeld samenstel of van een in onderdeel e bedoeld geheel.”
De onroerende zaakbelasting vormt een inkomensbron voor de gemeente.
Vervolgens hieronder een beeld over de wijze van heffing en de belastingplichtigen die onder de OZB vallen.
Onroerendezaakbelastingen zijn onder te verdelen in:
– eigenarenbelasting en
– gebruikersbelasting op onroerende zaken.
Zoals de begrippen al naar voren brengen betalen mensen de aanslag voor de eigenarenbelasting wanneer deze eigenaren van een onroerende zaak in de gemeente zijn. En bij de gebruikersbelasting betalen degenen de aanslag voor de gebruikersbelasting wanneer zij gebruikers zijn.
Om een beter beeld van de begrippen eigenarenbelasting en gebruikersbelasting te geven volgt hieronder alsnog een uitgebreide behandeling.
“Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken kunnen onder de naam onroerendezaakbelastingen worden geheven:
a. een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken;
b. een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar van onroerende zaken het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.”
Aan een onroerende zaak wordt een waarde toegekend. De waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld aan de hand van de Wet waardering Onroerende zaken ( WOZ). De waarde van de onroerende zaak is bepalend voor de hoogte van de aanslag. De waarde wordt bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft. Dus de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert. De gemeenteambtenaar stelt de waarde van de onroerende zaak vast bij een voor bezwaar vatbare WOZ beschikking. “De bij de beschikking vastgestelde waarde geldt voor een tijdvak van twee achtereenvolgende jaren.”
Onder beschikking wordt een besluit dat niet van algemene strekking is verstaan, met in begrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Onder aanvraag wordt verstaan een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Voor de aanslag van onroerendezaakbelasting hebben de burgers te maken met verschillende tarieven. De tarieven worden elk jaar in de Wet waardering Onroerende zaak aangepast. Ten eerste wordt er een minimum waarde vastgestelde aan de onroerende zaak. Er zijn verschillende tarieven:
– Tarief eigenaren woningen
– Tarief eigenaren niet-woningen
– Tarief gebruikers woningen
– Tarief gebruikers niet-woningen
§ 1.2 Oude situatie
De voormalige onroerend goed belasting (OGB) is benoemd tot de huidige onroerendezaakbelasting (OZB).
De OGB werd in 1971 ingevoerd (vanaf 1992 OZB geheten ). Vanaf 1992 hebben de gemeenten dit in eigen handen. Aanvankelijk waren er absolute limieten gebonden aan de opbrengst van de OGB. Bij de opbrengst van OGB mocht een gemeente het bepaalde percentage van de algemene uitkering uit het gemeentefonds niet overschrijden. Deze limieten zijn in 1990 afgeschaft. Gemeenten zijn nu vrijgelaten in het vaststellen van hun tarieven.
“Verschillende categorieën onroerende zaken zijn van de OZB vrijgesteld, zoals cultuurgrond, natuurterreinen en kerkgebouwen.
In 2001 is de cultuurgrondvrijstelling na jarenlange discussie uitgebreid met de substraatteelt (kassen waarin gewassen niet op de grond worden geteeld). In aanvulling op de wettelijk verplichte vrijstellingen kan de gemeente nog andere onroerende zaken vrijstellen.”
Voor niet-woningen gelden andere (hogere) tarieven. Tot niet-woning wordt gerekend: die onroerende zaak die in hoofdzaak (70%) als niet-woning wordt beschouwd.
De economische waarde die wordt vastgesteld tot de onroerende zaak, wordt elke vier jaar opnieuw vastgesteld conform de WOZ.)
Hieronder wordt als voorbeeld de tarieven die betrekking hebben tot het jaar 2005 van locatie Amsterdam gegeven, vóór de laatste wijzigingen die per 1 januari 2006 zijn ingetreden.
Tabel 1: tarieven OZB met betrekking tot regio Amsterdam in 2005
Tarief 2005 per waarde-eenheid van € 2.268,–
OZB eigendom woning € 1,43
OZB gebruik woning € 1,15
OZB eigendom niet-woningen € 3,67
OZB gebruik niet-woningen € 2,94
Bron: Internet site http://www.gemeentebelastingen.amsterdam.nl
Tot en met 2005 geldt nog wel dat een huurder/gebruiker van een woning OZB dient te betalen. Dit houdt in dat indien iemand een OZB-aanslag met betrekking tot een van de voorgaande jaren ontvangt, hij/zij deze wel dient te voldoen.
§ 1.3 Nieuwe situatie per 01/01/2006
“Het kabinet Balkenende-I was van plan de OZB op woningen af te schaffen, maar kwam voortijdig ten val. Balkenende-II heeft minder geld te verdelen, en heeft zich beperkt tot het voornemen de gebruikersheffing van de OZB op woningen af te schaffen.”
Per 1 januari 2006 zijn de onroerendezaakbelastingen gedeeltelijk afgeschaft. Als gebruiker of huurder van een woning hoeft men geen onroerendezaakbelasting te betalen over het gebruik van de woning. Deze afschaffing geldt ook voor gebruikers of huurders van woonboten. Maar eigenaren van een woning of niet-woning en gebruikers van een bedrijfspand zijn nog steeds belasting verschuldigd.
Hieronder staan als voorbeeld de tarieven die betrekking hebben tot het jaar 2006 van locatie Amsterdam gegeven, na de wijzing die plaats heeft gevonden per 1 januari 2006.
Tabel 2: tarieven OZB met betrekking tot regio Amsterdam in 2006
Tarief 2006 per waarde-eenheid van € 2.500,–
OZB eigendom woning € 1,60
OZB gebruik woning € 0,– (afgeschaft)
OZB eigendom niet-woningen € 4.10
OZB gebruik niet-woningen € 3,28
Bron: Internet site http://www.gemeentebelastingen.amsterdam.nl
§ 2. Hoe belangrijk zijn de OZB?
Als de onroerendezaakbelasting op woningen afgeschaft gaat worden, zal dit gevolgen hebben. Dan is het de vraag hoe groot/klein deze gevolgen zijn? Onder andere daaruit valt namelijk af te leiden of het wijs is dit plan door te voeren. Of deze gevolgen groot of klein zullen uitvallen, is sterk afhankelijk van het belang van de OZB? Vandaar dat dit deelonderwerp gewijd is aan de vraag: Hoe belangrijk zijn de OZB?
§ 2.1 De plaats van de OZB
De onroerendezaakbelastingen vormen een van de decentrale belastingen. Deze zijn onder andere ingesteld om regionale verschillen in de vraag naar voorzieningen te compenseren. Door deze belastingen te verhogen of te verlagen kunnen gemeenten zelf hun voorzieningenniveau aanpassen aan de vraag naar deze voorzieningen. De lokale belastingen zijn ook praktisch om mogelijke onvolkomenheden in het verdeelsysteem van de algemene uitkering.
Het Binnenlands Bestuur publiceerde het volgende: “Eigen belastingen stellen gemeentebesturen in staat eigen afwegingen te maken, bijvoorbeeld om een zwembad aan te leggen of om een voetbalclub van de ondergang te redden. Als de Algemene Uitkering van het Rijk daartoe ontoereikend is, kunnen gemeenten besluiten de OZB te verhogen. Bewoners kunnen op die manier die voorzieningen kiezen waaraan behoefte is.”
Maar vooralsnog is een relatie tussen het voorzieningenniveau en de OZB-tarieven in de praktijk niet aanwezig.
Daarnaast is J.W. Remkes, De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van mening “dat de OZB, en vooral de heffing op de gebruikers van woningen, een belasting is die de afgelopen jaren een steeds groter beslag is gaan leggen op de huishoudens, terwijl er onvoldoende zichtbare samenhang is met het lokale voorzieningenniveau.” Hij beweert in tegenstelling tot het vorige citaat, dat het voorzieningenniveau niet zo duidelijk afhankelijk is van de OZB-heffing op woningen. De samenhang tussen deze twee verschijnselen is blijkbaar niet zichtbaar genoeg.
§ 2.2 OZB binnen de opbrengsten van de gemeentelijke belastingen
Samen met de afvalstoffenheffing/ het reinigingsrecht en het rioolrecht vormt het OZB het allergrootste deel van de gemeentelijke belastingen. Om een voorbeeld te geven volgt op de volgende pagina een tabel over het jaar 2002.
Tabel 1 Opbrengst gemeentelijke belastingen, 2002 (mln. euro)
Belastingen 3.196
OZB gebruikers 1.024
OZB eigenaren 1.629
Parkeerbelastingen 341
Toeristenbelasting 91
Precariobelasting 53
Hondenbelasting 44
Forensenbelasting 14
Bestemmingsheffingen 2.459
Afvalstoffenheffing/reinigingsrecht 1.211
Rioolrecht 725
Bouwleges 287
Secretarieleges 135
Overig 101
Totaal 5.655
Bron: CBS, Persbericht 15 januari 2002. Het gaat hier om opbrengsten conform de primitieve begrotingen.
Hieruit blijkt dat van de totale opbrengst 2653/5655= 0,469 dus bijna de helft bestaat uit de opbrengst van de OZB. Maar de OZB is van nog groter belang binnen de gemeentelijke opbrengsten omdat deze vrij besteedbaar is. De andere belangrijke opbrengsten komen van bestemmingsheffingen, het uitgeven van deze opbrengsten zijn aan regels verbonden. Er staat in zekere lijnen vast waar dit geld aan besteed mag worden. Bij de OZB is dit dus niet zo.
Anderen brengen in de discussie in dat de OZB-opbrengsten heel verschillend zijn per gemeente, in sommige gevallen zou de opbrengst zelfs minder dan tien procent zijn. Maar de OZB-opbrengst is niet de enige belastingopbrengst enige dat vrij besteed mag worden, ook bij de gemeentefondsuitkering, een voorbeeld van overige inkomsten, is dit grotendeels het geval. Hieruit blijkt dat de OZB helemaal niet zo belangrijk zijn. Daarnaast zouden ook nog goede alternatieven bestaan, hierover later meer, want de meningen zijn sterk verdeeld als het gaat om deze alternatieven.
Als laatste nog toegespitst op de hoofdvraag, daar gaat het namelijk om de OZB op woningen: de OZB op woningen bedraagt ongeveer tweederde van de totale opbrengst aan OZB. Dat zou betekenen dat het hier gaat om
dus om 31 procent van de opbrengst van de gemeentelijke belastingen in 2002.
De opbrengst van de OZB op woningen maakt slechts een klein deel uit van de nationale premie- en belastingopbrengst.
§ 3. Wat voor effecten heeft de afschaffing van de OZB op de koopkracht?
Natuurlijk is het zo dat de wetswijziging rond de OZB nieuwe ontwikkelingen en gevolgen in de financiën met zich mee heeft gebracht. Daarom dat dit deelonderwerp zich beperkt tot de koopkrachteffecten. Profiteren alle bevolkingsgroepen inderdaad van afschaffing van de OZB voor gebruikers van woningen?
§ 3.1 Huishoudens
“Afschaffen van de OZB op woningen maakte deel uit van een pakket maatregelen, dat onder meer beoogt inkomenscompensatie te bieden voor de lastenverzwaring als gevolg van de overstap op een nieuw zorgstelsel in 2005.”
De koopkracht zou moeten gerepareerd worden met de afschaffing van de OZB. Iedereen diende er van te profiteren. Maar na nader onderzoek blijkt het tegendeel het geval te zijn.
Het Kabinet beoogde op goede koopkrachteffecten tijdens het invoeren van de gedeeltelijke afschaffing op OZB. Maar de resultaten hebben niet het verlangde effect kunnen geven.
Zie verder tabel 5: Koopkrachteffecten invoering nieuw zorgstelsel en koopkrachtreparatie maatregelen (euro’s per jaar respectievelijk procenten van het netto beschikbaar inkomen; 2006)
“Het beeld dat de tabel weergeeft, is gebaseerd op het cijfermatige materiaal dat het Kabinet, veelal zeer recent, naar buiten heeft gebracht.”
Dit leidt tot de volgende conclusies:
Het koopkrachteffect van de maatregel is onevenwichtig:
De voorgestelde maatregel bereikt meer dan 10% van de huishoudens niet omdat:
• zij OZB blijven betalen (o.a. boeren, zelfstandigen, verpleeghuizen);
• zij nu al geen OZB betalen (o.a. minima);
• de maatregel aan de eigenaar ten goede komt (o.a. bij kamerverhuur).
Daarnaast blijkt het geld scheef terecht te komen: 30% komt terecht bij de 14% duurste woningen, ook bij eigenaren en exploitanten van recreatiewoningen, bij buitenlanders en bij tweede woningen.
Circa 850.000 huishoudens profiteren niet (o.a. minima, boeren, kamerbewoners), de ‘top’ profiteert disproportioneel evenals eigenaren van recreatiewoningen en buitenlanders. Alternatieven in de sfeer van de rijksbelastingen leveren een beter koopkrachtplaatje op bijvoorbeeld: de € 1.062 miljoen zou kunnen worden besteed aan verlaging van de eerste schijven van de inkomstenbelasting.
De OZB is een enigszins progressieve heffing, aangezien er een positief verband bestaat tussen de waarde van iemands woning en het inkomen. Naarmate je inkomen hoger is, moet je een hoger percentage van je inkomen aan de OZB betalen.
De bewoners van duurdere huizen profiteren duidelijk meer dan de goedkopere woningen van de afschaffing aan de gebruikersdeel van de OZB.
Ook kan er gezegd worden dat de OZB-aanslag rechtevenredig is met de woningwaarde, want over elk meer waardebedrag wordt meer aan OZB-aanslag betaalt. Nu het gebruikersdeel is afgeschaft profiteren de gebruikers/huurders van deze nieuwe wetswijziging. Vooral de gebruikers/huurders van dure huizen hebben er veel baat bij.
Hieruit kunnen we concluderen dat de eigenaren van woningen en bedrijfspanden en gebruikers van bedrijfspanden er geen baat bij hebben. Het feest is voor de huurders/gebruikers van woningen.
§ 3.2 Gemeente
Doordat er niet gecompenseerd wordt naar de huidige inkomsten, maar naar het rekentarief, gaat een er grote groep gemeenten structureel op achteruit. Gemeenten met lage tarieven krijgen hierdoor extra inkomsten, gemeenten met hoge tarieven worden ingesnoerd. “Het gevolg is dat 61 gemeenten tot een achteruitgang lopen van meer dan € 20, – per inwoner.
Ook op de kortere termijn worden niet alle gemeenten afdoende gecompenseerd, er gaan gemeenten reëel op achteruit”. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van eenmalige effecten enerzijds en structurele onevenwichtigheden bij de vormgeving van de limitering anderzijds. Zo worden gemeenten met een hoge waardestijging ook geconfronteerd met een hoger bedrag dat via de uitkering uit het gemeentefonds verevend wordt. Die achteruitgang mogen ze niet compenseren in hun OZB-tarief. Gemeenten waar de waarde van de panden meer dan gemiddeld stijgt, raken dat voordeel dus langs twee wegen kwijt.
§ 3.3 Conclusie
Afschaffing van de OZB op woningen zou leiden tot ongelijke inkomenseffecten.
Circa 850.000 huishoudens profiteren helemaal niet van afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB op woningen doordat zij dit thans ook al niet betalen. Voor de overige huishoudens verschillen het bedrag van de lastenverlichting aanzienlijk, niet alleen tussen huishoudens in woningen met verschillende waarden, maar ook tussen huishoudens in verschillende gemeenten. Als het nieuwe zorgstelsel volgens plan wordt ingevoerd is het dus maar de vraag of de koopkrachtdaling die daarvan het gevolg is (deels) gerepareerd kan worden door de OZB op woningen af te schaffen.
Conclusie is dat de afschaffing van de bewoners-OZB leidt tot onevenwichtige koopkrachteffecten. Alternatieven als een verlaging van de eerste twee schijven van de inkomstenbelasting leveren een evenwichtiger beeld op.
§ 4. Wat zijn de gevolgen voor de lokale lasten?
Zoals gezegd, brengt de afschaffing van de onroerendezaakbelastingen op woningen gevolgen met zich mee. Een voorbeeld van een gevolg is wat er gaat gebeuren met de lokale lasten. Zullen de lasten van de burgers zwaarder worden? Gaat de lastenverzwaring voor iedereen op? Of is er helemaal niet te spreken van een lastenverzwaring?
§ 4.1 Verschillende groepen
Het afschaffen van de OZB op woningen heeft vanaf het beginsel lastenverlichting als doel gehad. Deze maatregel was een van de vele maatregelen om onder andere de lastenverzwaring die het nieuwe zorgstelsel met zich mee zou brengen wat te verlichten. Nu is het uiteraard de vraag of het afschaffen van de OZB op woningen werkelijk een lastenverlichting tot gevolg heeft.
Er wordt gesproken over lastenverschuiving in plaats van de geplande lastenverlichting.
Als eerste profiteert niet iedereen van de lastenverlichting. De huishoudens die nu nog kwijtschelding van de OZB krijgen, zullen hun lasten niet kleiner zien worden. Het zou gaan om ongeveer 400.000 huishoudens, anderen spreken zelfs over minstens 530.000 minima in heel Nederland. Dit zijn niet de enigen die niet profiteren, ook bijvoorbeeld ouderen in verzorgingstehuizen. Verzorgingstehuizen vallen namelijk onder ‘niet-woningen’ en voor deze groep zou de OZB blijven bestaan.
Ongeveer 48% van de Nederlanders huurt een woning, zij betalen de gebruikersheffing van de OZB, maar niet de eigenaarheffing. In principe gaan zij er dus op vooruit gaan, omdat de gebruikersheffing van de OZB vervalt. Zij zien inderdaad dat hun lasten lichter worden.
Het grootste deel van de OZB is het eigenaargedeelte. De afschaffing hiervan is positief voor de verhuurders, niet zo zeer voor de huurders. Het zou zo kunnen zijn dat de verhuurders deze lastenverlichting door rekenen in de huurprijs, waardoor deze lager wordt, maar daar is niet veel over te zeggen. Als de huurders een lagere huurprijs zouden hoeven te betalen, zou dit alsnog problemen op kunnen leveren. Als de huurprijs daalt, daalt ook het bedrag dat de huurder aan huursubsidie ontvangt. Op deze manier verdwijnt een deel van deze lastenverlichting in de zakken van de verhuurders en de overheid.
Ongeveer hetzelfde geldt bij recreatiewoningen. Er bestaat een grote kans dat de verhuurders de meevallertjes van de afschaffing van de OZB niet doorberekenen in de huur.
Uit het bovenstaande blijkt dat de lastenverlichting niet voor iedereen gelijk is en er voor sommigen helemaal geen sprake is van lastenverlichting. Er is een groep van huishoudens die er juist op achteruit gaat als de OZB afgeschaft wordt.
Er zijn gemeenten die nu nog een deel van de OZB-opbrengst gebruiken om de kosten voor riolering en afvalverwijdering te dekken. Als de OZB afgeschaft wordt dan zou dit niet meer mogelijk zijn. Er is een grote kans dat deze gemeenten de tarieven voor rioolrecht en reinigingsheffing verhogen.
§ 4.2 Naar Italiaans voorbeeld
In Italië heeft de regering in 1973 een soortgelijke maatregel getroffen: de gemeenten verloren hun eigen belastinggebied. In het begin ging alles goed, de overheid had de uitkeringen verhoogd en iedereen leek tevreden. Maar na verloop van tijd beseften de Italianen niet meer dat lokale voorzieningen geld kostten. De gemeenten voorzagen in de behoeften aan voorzieningen van de inwoners, de centrale overheid betaalde de bedragen die de gemeenten tekort kwamen. Het voorzieningenniveau werd hierdoor te hoog, de overheidsuitgaven kwamen tot een zodanige hoogte dat ingrijpen de enige oplossing leek. Vanaf 1993 hebben de Italiaanse gemeente weer een eigen belasting: een onroerendezaakbelasting. Dit leidde ertoe dat immens grote groei van de overheidsuitgaven getemd werd.
Natuurlijk is Nederland Italië niet, maar er zijn opmerkelijke overeenkomsten. Ook in Nederland zouden lagere overheden meer uitgaven moeten doen en meer verantwoordelijkheid krijgen voor die uitgaven. Het feit dat ze een kleiner of geen eigen belastinggebied meer overhouden staat niet positief tegenover de toename in verantwoordelijkheid. Misschien zijn er in theorie nog geen problemen, maar de praktijk luistert niet zo nauw naar de theorie blijkt uit ervaring.
§ 4.3 De mate en spreiding van de lastenveranderingen
In onderstaande tabel wordt schematisch duidelijk gemaakt welke veranderingen er op zullen/kunnen treden door afschaffing van de OZB op woningen in de verschillende huishoudens.
De grootste lastendaling zou 973 euro zijn, als dit voor iedereen zou gelden dan zou er geen probleem zijn, dan zouden er geen tegenstanders zijn voor het afschaffen van de OZB op woningen. Maar er is ook sprake van lastenstijging, een lastenstijging van 258 euro is wel erg hoog.
Dus in vier procent van alle gemeenten krijgen de huishoudens een lastenverzwaring te verduren. Vier procent lijkt op het eerste gezicht misschien niet zo veel, maar het zal maar net jouw gemeente overkomen, dan zullen de meesten toch ‘anders piepen’.
Het kaartje op de volgende bladzijde maakt duidelijk welke gemeenten in welke mate getroffen zullen worden door de afschaffing van de OZB op woningen als het om de verandering van de lokale lasten gaat. Hier wordt aangegeven welke gemeenten in welke mate genieten van lastenverlichting of gebukt gaan onder lastenverzwaring.
§ 5. Welke herverdeeleffecten treden op tussen gemeenten door de compensatie via de algemene uitkering?
De mate waarin de herverdeeleffecten op zullen treden is niet met zekerheid te zeggen, alleen de tijd kan ons dat leren. Het is namelijk nog niet bekend hoe de gemeenten precies gecompenseerd zullen worden in het verlies van de OZB-opbrengst. Maar er zijn wel een aantal mogelijke scenario’s, deze worden in het komende hoofdstuk besproken.
§ 5.1 Compensatie naar rekentarief
Om de gemeenten te compenseren in het bedrag dat ze verliezen door de afschaffing van de OZB op woningen, wordt ongeveer één of ongeveer twee miljard euro toegevoegd aan het gemeentefonds. Aan de hand van een rekentarief krijgen gemeenten het geld uit het gemeentefonds dat zij normaal via de OZB binnen zouden krijgen.
Het rekentarief is volgens minister Remkes een zodanig bedrag dat eenzelfde voorzieningenniveau behouden kan worden. Er wordt namelijk ook rekening gehouden met de verschillen in waarde van de onroerende zaken in een gemeente. Dhr. Remkes geeft toe dat het compenseren door een rekentarief kan leiden tot herverdeeleffecten, maar voegt daar aan toe dat het geen verschillen in bestedingsruimte tot gevolg zal hebben. De gemeenten met een lage waarde aan onroerende zaak raken immers minder belastingcapaciteit kwijt dan gemeenten met een hoge waarde. De eerste groep behoeft dus minder compensatie. De herverdeeleffecten worden gematigd door de suppletie-uitkering in de loop der tijd. Deze uitkering is van tijdelijke aard, de duur ervan wordt bepaald door de ontwikkeling van de toename.
Minister Remkes schreef dit alles in reactie op een brief van het VNG aan het parlement. In deze brief staat onder andere iets geschreven over de compensatie via het gemeentefonds. Op dit moment wordt de belastingcapaciteit van de OZB nog op enige wijze geëffend. Dit wordt verwezenlijkt door bij de verdeling van het gemeentefonds de hoogte van de gemeentelijke belastingcapaciteit een negatieve factor te laten zijn. Het rekentarief wordt toegepast op de waarde van de onroerende zaken, de uitkomst hiervan wordt als aftrekpost gerekend bij de berekening van de uitkering uit het gemeentefonds. Als de OZB afgeschaft wordt, zal de compensatie plaatsvinden door deze aftrekpost tegen het rekentarief te verminderen. Voor alle gemeenten met een hoger tarief dan het rekentarief heeft dit nadelige gevolgen. Hun OZB-opbrengst was namelijk hoger dan het bedrag dat zij via het rekentarief ontvangen. De gemeenten die deze tegenslag ten laste worden gelegd zijn veelal gemeenten waar de woningen goedkoper zijn. Hier moet namelijk een hoger belastingtarief gehanteerd worden om eenzelfde opbrengst te krijgen. De hoogte van het tarief wordt dus mede bepaald door de gemiddelde waarde van het onroerend goed in een gemeente. Hier wordt totaal geen rekening mee gehouden bij de verdeling van het gemeentefonds. De gemeenten met gemiddeld lagere waarden ervaren zo een nadeel na afschaffing van de OZB op woningen.
§ 5.2 Nadeelgemeenten
Als gemeenten een hoger tarief hanteerden dan het rekentarief dat zij na de afschaffing zullen ontvangen, dan gaan deze gemeenten er financieel op achteruit. Een derde van de gemeenten in Nederland heft meer dan het rekentarief. Voor Enschede waar het OZB-tarief ruim boven het rekentarief ligt, zou afschaffing van de OZB een bezuinigingstaakstelling van 9 miljoen euro inhouden. In Enschede zijn de afvalstoffenheffing en het rioolrecht al kostendekkend, hier kan dit dus niet alsnog gebeuren om wat kosten van de afschaffing van de OZB te compenseren.
Uit het rapport dat M.A. Allers in opdracht van COELO heeft geschreven, komen 162 nadeelgemeenten naar boven.
De nadeelgemeenten die een deel van de OZB-opbrengst gebruiken om riolering en reiniging deels te bekostigen, kunnen hun nadeel proberen op te vangen door een rioolrecht of reinigingsheffing of door de tarieven te verhogen. Als de gemeenten die dat kunnen, deze maatregel uitvoeren, levert dat de situatie die op kaart 2 is aangegeven. De tarieven worden tot een zodanig niveau verhoogd dat het nadeel verdwenen is. Met als randvoorwaarde dat de tarieven niet boven kostendekkend niveau rijzen. Het totale nadeel van 96 miljoen euro is door deze maatregel met 59 miljoen euro gedaald. Daarnaast is het aantal nadeelgemeenten van 162 naar 66 tot 71 gedaald. Uit een andere berekening blijkt dat het totale nadeel van 217 miljoen euro teruggedrongen is tot 101 miljoen euro.
Bron: Allers, M.A. – ‘Koopkrachteffecten van afschaffing van de gebruiksheffingen van de OZB op woningen’ – Coelo rapport, pagina 12
§ 5.3 Voordeelgemeenten
Aan de andere kant zijn er ook gemeenten die een lager tarief dan het rekentarief heffen, de groep zal er door uitkering uit het gemeentefonds op vooruit gaan. De gemeente die het laagste tarief heft is Wester-Koggenland (een tarief van €2,40), zal bij compensatie het dubbele ontvangen van nu.
Uiteraard zijn er ook voordeelgemeenten. Het aantal werd vastgesteld op 372. Deze gemeenten zien hun kas met maximaal 55% van de OZB-opbrengst extra groeien. Onderstaande tabel geeft een indruk van de voordeelgemeenten (de tien meest bevoordeelde).
Financieel voordeel OZB-operatie als percentage van de totale OZB-opbrengst, 2003 (tien meest bevoordeelde gemeenten)
Wester-Koggenland 55%
Bussum 37%
Texel 35%
Didam 35%
Oudewater 31%
Dinxperlo 30%
Vianen 28%
Noordwijkerhout 27%
Putten 27%
Staphorst 26%
Bron: Allers, M.A. – ‘Koopkrachteffecten van afschaffing van de gebruiksheffingen van de OZB op woningen’ – Coelo rapport, pagina 14
§ 5.4 Conclusie
“De regering garandeert dat gemeenten er in 2006 en in daarop volgende jaren niet op achteruitgaan ten opzichte van de inkomsten die zij in 2005 genereren.” Eigenlijk komt het dus neer op de vraag of wij, de Nederlanders, onze regering vertrouwen. Doen wij dit, dan vertrouwen wij er op dat er geen nadelige herverdelingseffecten zullen ontstaan. Doen wij dit echter niet, dan gaan wij er van uit dat er wél nadelige herverdelingseffecten zullen ontstaan.
§ 6. Welke goede alternatieven bestaan er voor het afschaffen van de OZB?
Wat als de OZB op woningen in zijn geheel werd afgeschaft en niet alleen het gebruikers/huurders deel? Om dat te kunnen verwerkelijken, moet de overheid met goede alternatieven komen. Daarom zullen in dit deelonderwerp de bestaande goede alternatieven om de gehele afschaffing van OZB op woningen te kunnen realiseren aan bod komen.
§ 6.1 Gehele afschaffing van OZB op woningen
Zoals al eerder aangeduid staat in ‘paragraaf §1.3’, was het kabinet Balkenende-I van plan om de OZB op woningen in het geheel af te schaffen. Maar deze is voortijdig in val gebracht. Het vallen van dit kabinet betekent niet, dat het niet meer ingevoerd zal worden. Integendeel het kabinet is van plan om dit voorstel alsnog te verwezenlijken. Eerst willen ze de werkingswijze, gevolgen en resultaten van de huidige wetswijziging goed waarnemen. Daarna de volgende stap nemen: ‘het afschaffen van de OZB op woningen in het geheel’.
De OZB vormt een belangrijke inkomensbron voor de gemeente. Nu de OZB voor de gebruikers/huurders is afgeschaft, zouden de inkomsten van de gemeenten dalen. Maar de buit die ze daardoor missen word gecompenseerd door het Rijk. We spreken hierbij van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Maar wat als de OZB op woningen in zijn geheel wordt afgeschaft? Het bureauhoofd van heffing en services van de gemeente Eindhoven is van mening: “ de OZB dient niet geheel afgeschaft te worden.” Zo ook Dr. Prof. Essers, wie ook Eerste Kamer lid (CDA) is .
De redenering hierachter is dat de gemeenten dan een belangrijk deel van hun inkomen kwijt zijn en daarmee ook hun autonomie. Het Rijk kan dan een dergelijk groot bedrag niet gemakkelijk uitkeren ter compensatie. Daarvoor zou Het Rijk de inkomstenbelasting moeten verhogen, wat nadelige effecten zou opleveren. Dit is de reden dat de gemeente naar een ander optie moet zoeken, om de inkomsten op peil te houden. Het is van belang om te laten weten dat de gemeenten deze inkomsten niet in hun zak stoppen, maar gebruiken om de burgers te voorzien van infrastructuur, wandelplaatsen, uitgaanscentra, etc. .
Er zijn een aantal alternatieven om het verlies aan inkomsten te compenseren door de gemeente zelf, namelijk:
o hondenbelasting
o toeristenbelasting
o reclamebelasting
§ 6.2 De alternatieven
Het Rijk heeft mogelijke (vrij naar keuze) belastingsoorten vastgesteld buiten de verplichte belastingsoorten(zoals de OZB), waarmee de gemeentes hun inkomens kunnen behalen. Ieder gemeente is vrij in zijn keuze in de belastingsoorten die hij wil invoeren in zijn gemeente. Maar deze moet wel door het Rijk ingestelde lijst staan. De gemeente heeft niet de bevoegde zomaar een belastingsoort in te voeren die niet in de gegeven lijst van het Rijk vermeld staat.
Hieruit kunnen we concluderen, dat niet ieder gemeente evenveel of over de zelfde belastingsoorten heeft vastgesteld voor zijn burgers.
Wanneer het OZB-gebruikerdeel wordt afgeschaft en de verkregen compensatie niet voldoende is. Of wanneer de OZB in zijn geheel wordt afgeschaft en de behaalde inkomsten binnen de gemeente onvoldoende zijn, gaan de gemeenten op zoek naar alternatieven, om toch nog aan de nodige inkomsten te komen.
Hieronder de mogelijke belastingsoorten, die als een alternatief worden gezien wanneer de OZB wordt afgeschaft:
– hondenbelasting
– toeristenbelasting
– reclamebelasting
Om het overzichtelijk te maken, is het beter de bovenstaande belastingen goed toe te lichten.
§ 6.2.1 Hondenbelasting:
“Iedereen die één of meer honden houdt moet daarvoor belasting betalen. De houder is verplicht de hond aan te melden bij de gemeente. Het maakt daarbij niet uit of de hond van uzelf is of van een huisgenoot. Bent u alleen verzorger of toezichthouder van de hond? Dan moet u toch hondenbelasting betalen.
De opbrengst van de hondenbelasting is net als de opbrengst van de onroerendezaakbelasting bestemd voor de zogenaamde algemene middelen. Dit betekent dat de gemeente het geld niet alleen inzet voor de verwijdering van hondenpoep of voor andere zaken die direct met honden te maken hebben.”
§ 6.2.2 Toeristenbelasting:
“De toeristenbelasting wordt geheven van degene die gelegenheid biedt tot het “houden van verblijf”, kortom de eigenaar van het hotel, het pension, de jeugdherberg of de camping. Deze eigenaar moet zich schriftelijk bij de gemeente melden en moet bijhouden hoeveel overnachtingen er gedurende het jaar bij zijn of haar hotel plaatsvinden.
Deze belasting wordt gerechtvaardigd door het feit dat de gemeente ook veel investeringen doet in de stad om deze aantrekkelijk te maken voor bezoekers van buiten Nederland”
§ 6.2.3 Reclamebelasting
“Voor elke reclame, aankondiging of boodschap die vanaf de openbare weg zichtbaar is moet reclamebelasting worden betaald.
Degene die het meeste profijt van de reclame heeft, betaalt de belasting. Die regel is duidelijk als u reclame maakt voor uw eigen naam, zaak of product. Maar ook voor de merkreclame van een fabrikant of importeur, aan bijvoorbeeld uw gevel, moet u betalen. Een voorbijganger, die een uithangbord voor limonade ziet, weet daardoor dat daar een café is gevestigd waar ook koffie geschonken wordt. De eigenaar van deze zaak heeft dus het meeste voordeel.
Bij reclame op plaatsen die daarvoor speciaal bedoeld zijn, zoals billboards en bushokjes, moet de exploitant van deze voorzieningen reclamebelasting betalen.”
§7 Conclusie
De onroerendezaakbelastingen kunnen onderverdeeld worden in twee delen: gebruikersdeel en eigenarendeel. De regering heeft per 1 januari 2006 het OZB-gebruikersdeel op woningen afgeschaft. Rondom deze maatregel is veel commotie geweest. De meningen over de voordelen, dan wel de nadelen waren sterk verdeeld. De OZB wordt over het algemeen gezien als een vrij belangrijke belasting binnen de gemeenten. Velen zijn van mening dat de afschaffing hiervan zal leiden tot een beperking van de autonomie en democratie van een gemeente. De opbrengsten van de OZB vormen een grote inkomensbron voor de gemeente. Het belang van deze belasting is feitelijk nog groter omdat de opbrengst vrij besteed mag worden. De gemeenten gebruiken deze opbrengsten veelal om het voorzieningenniveau op peil te houden of omhoog brengen.
Van de afschaffing van de OZB op woningen profiteert niet iedereen even veel van. Er is slechts een klein deel van de burgers dat een voordeel zal behalen met deze maatregel. Dit is het deel van de bevolking dat een woning heeft met een grote waarde, simpelweg gezegd: de rijkere. Voor veel mensen maakt deze maatregel geen verschil, velen hebben nu al recht op kwijtschelding en betalen deze OZB nu al niet. Het doel van de afschaffing van de OZB op woningen was lastenverlichting. Maar het komt er op neer dat de meeste burgers er niets aan hebben en degenen die al rijk zijn, krijgen er nog wat geld bij.
Doorgaand op de lastenverlichting: niet iedereen zal een lastenverlichting zien. Vier procent van de Nederlandse gemeenten zal zelfs te maken krijgen met een lastenverzwaring. Hieruit blijkt dat het gevolg van de afschaffing het doel tegen zal spreken. Het doel was namelijk lastenverlichting, het gevolg blijkt lastenverzwaring.
De gemeenten krijgen uiteraard een bedrag van het Rijk ter compensatie van hun verlies aan OZB-opbrengsten. Het rijk zal ongeveer één miljard euro te verdelen hebben. Deze verdeling over de gemeenten vindt plaats aan de hand van een rekentarief. De gemeenten die nu een belastingtarief heffen dat hoger ligt dan het rekentarief, komen bedrogen uit. Zij krijgen namelijk minder geld dan voorheen. Dit betekent dat zij genoegen moeten doen met een lager voorzieningenniveau of zij moeten het geld elders vandaan zien te krijgen. Gelukkig zijn er ook veel gemeenten die er op vooruit gaan. Er zijn zelfs gemeenten die meer dan anderhalf keer de OZB-opbrengst ontvangen. Veelal zijn dit de gemeenten met dure woningen.
De gemeenten zullen dus nieuwe manieren zoeken om geld binnen te halen om het resterende verloren bedrag door de afschaffing te compenseren. Hier zijn verschillende mogelijkheden voor, hondenbelasting, toeristenbelasting en reclamebelasting. Deze kunnen zodanig verhoogd worden dat het resterende bedrag ook door de gemeenten uit te geven is.
Eigenlijk is het onderwerp deels achterhaald, aangezien de wet per 1 januari 2006 is ingevoerd, maar dat weerhoudt ons er niet van een mening te formuleren. De toekomst zal ons leren hoe het werkelijk uitpakt, maar rooskleurig ziet het er volgens ons niet uit.
Het afschaffen van de OZB op woningen zal voornamelijk leiden tot nog meer ongelijkheid in ons land. Het zal een denivellerend gevolg met zich meebrengen. Dat is nu, na 2,5 maanden nog niet te zien, maar in de loop van de tijd zal het wel duidelijk worden. De koopkracht van de rijkere mensen gaat op vooruit, de duurdere gemeenten krijgen meer te besteden, terwijl de mensen met lagere inkomens nergens profijt van hebben. Die laatste groep heeft het geld nodig, niet die eerste groep.
Het ergste is nog dat deze maatregel aan haar doel voorbijgaat. Een van de doelen was lastenverlichting, dit wordt genoemd als belangrijkste doel. En het tegendeel blijkt de werkelijkheid te worden. Het zal geen gehele lastenverlichting tot gevolg hebben. Ook hier is er weer sprake van een grote ongelijkheid. De lastenverlichting is niet voor iedereen even groot en sommigen zullen zelf een lastenverzwaring zien.
Wij kunnen ons niet voorstellen dat er geen alternatieven zijn, een alternatief dat niet zoveel ongelijkheid tot gevolg zal hebben, geen denivellerend beleid. Het genoemde alternatief de eerste twee schuiven van de inkomstenbelasting te verlagen, klinkt beter in de oren. Dit zal namelijk veel minder ongelijkheid opleveren, het levert een evenwichtiger beeld op.
De voordelen zijn mooi meegenomen voor degene op wie ze betrekkingen hebben, wij zouden als gemeente ook blij zijn met de helft van de OZB-opbrengsten extra in de kas. Maar door de afschaffing van de OZB raakt ons land uit haar evenwicht.
Het afschaffen van de OZB op woningen leek een goede zaak in theorie, als de vooruitzichten die de regering gemaakt had ook echt werkelijkheid zouden worden. Maar er blijken zoveel haken en ogen aan dit wetsvoorstel (nu: aan deze wet) te zitten, dat het geen goed idee is hem in te voeren. Of beter gezegd het was geen goed idee hem in te voeren.
De plannen om de gehele OZB af te schaffen mogen meteen van tafel af geschoven worden. Dan raken de gemeenten hun autonomie en democratie echt vrijwel geheel kwijt. Een gemeentelijk bestuur zal dan nog veel te weinig te zeggen hebben in haar eigen gemeente. Dan kunnen ongelijkheden niet worden opgevuld en gemeenten niet goed in spelen op de behoeften van haar burgers.
Daarom, om terug te komen op de hoofdvraag, is het niet verstandig de onroerendzaakbelasting op woningen af te schaffen.
Helaas heeft de regering de wet al ingesteld en zal Nederland er genoegen mee moeten nemen dat de OZB op woningen afgeschaft is. We zullen zien wat het oplevert, of de regering gelijk krijgt of alle tegenstanders, en wij dus ook. We zijn benieuwd.