8e druk; 1e druk in 2003
214 bladzijden
1.
Samenvatting:
Stijn Bekkering is een man van rond de 65. In dit verhaal vertelt hij aan Tracy Tuin, een meisje van 20, en Bruce Grady, een man van 60 met een alcoholprobleem, over gebeurtenissen van de afgelopen anderhalf jaar, die hem erg hebben aangegrepen.
Na een etentje bij vrienden rijdt hij met zijn vrouw Geesje, met wie hij al 45 jaar getrouwd is, terug naar huis. Maar het einde van de rit kan hij zich niet meer herinneren. Tien dagen later wordt hij wakker uit een coma in het ziekenhuis. Zijn vrouw blijkt gestorven te zijn in het ongeluk dat hij volgens zijn herinnering niet heeft meegemaakt. Hij valt in een zwart gat en kan niet accepteren dat zijn vrouw naast hem is gestorven, zonder dat hij haar heeft zien sterven.
Veertien dagen later verdwijnt zijn zoon Harry spoorloos. Alles wijst erop dat Harry vertrokken is naar een ander land om een nieuw leven te starten: zijn auto wordt in de buurt van Hoofddorp teruggevonden, zijn paspoort is verdwenen en van de spaarrekening is 30.000 gulden opgenomen. Niemand weet waarom Harry zomaar ervandoor is gegaan. Ook zijn vrouw Sandra had niet in de gaten dat er iets aan de hand kon zijn, omdat hij een erg gesloten persoon is. Maanden verstrijken, maar van Harry geen spoor.
Dan besluiten ze om een persoonsbeschrijving van hem op Missing Link, een site voor vermiste personen, te zetten. Weer gaan er maanden voorbij, totdat Sandra een e-mail krijgt van ene Bruce Grady, die hen schrijft dat hij Harry heeft herkend op de markt. Bruce woont in de buurt van Lensfield, Canada.
Stijn besluit om in de plaats van Sandra naar Canada te gaan om te kijken of het echt Harry is. Hij treft hem daar samen met Tracy aan in een afgelegen huurhuis. Harry had haar ontmoet toen hij haar een huis wilde verkopen, en in een opwelling besloten ze om samen een ander leven te gaan leiden.
Harry vertrekt meteen naar huis om weer met Sandra en zijn 13-jarige zoon Martijn verder te leven.
Stijn besluit om nog even te blijven in het rustige Canada en zijn leven te overdenken. Hij begint, net zoals in Nederland, een uitdragerij voor meubels.
Hij raakt in gesprek met Tracy en vertelt haar alles over het afgelopen jaar, terwijl hij bladert door de agenda’s van de afgelopen jaren, waar hij op aanraden van de dokter dagelijks aantekeningen heeft gemaakt. Zo krijgt hij een band met het meisje dat zijn zoon meetrok uit zijn veilige leven. Op een dag besluit ze om te vertrekken naar New York, zodat Stijn achterblijft met Bruce als enige gespreks- en drinkpartner. Als hij op Nieuwjaarsnacht met een flinke slok op weer bijna een auto-ongeluk krijgt, ziet hij opeens het hele ongeluk met Geesje weer voor zich en beseft hij: niemand gaat ooit echt dood.
2. a
De hoofdpersoon van dit boek, Stijn Bekkering, is als het ware een slachtoffer van omstandigheden en gebeurtenissen waar hij zelf geen vat op heeft gehad.
Zijn vrouw sterft in het auto-ongeluk. Hij voelt zich schuldig daarover, omdat híj degene was die de auto bestuurde en dus het ongeluk moet hebben veroorzaakt op een of andere manier. Ook vindt hij het heel erg dat hij haar niet heeft zien sterven en hij zich het ongeluk of de oorzaak ervan niet meer kan herinneren. Daardoor kan hij nu eigenlijk geen afscheid meer van haar nemen en lukt het hem niet om te accepteren dat ze er gewoon niet meer is.
Geesje stierf zonder te verdwijnen. (p. 14)
Ik verdween in dat zwarte gat en toen ik daar tien dagen later uit kwam, was ze begraven. Ik heb dat mijn zoon Harry nooit vergeven. ‘We dachten dat je het niet zou halen,’ zei hij. ‘De doktoren ook. En we konden niet eeuwig wachten. (p.14)
Door het ongeluk is hij een deel van zijn geheugen kwijt. Hij weet niet meer wat er gebeurde in de periode tijdens en na het ongeluk, totdat hij ontwaakte uit het coma. Dit noemt hij zijn zwarte gat. Langzaam aan moet hij proberen om dat gat op te leren vullen, of beter gezegd, om met het feit dat hij dat ‘zwarte gat’ heeft leren leven.
Sinds het ongeluk, nu anderhalf jaar geleden, heb ik moeite mij dingen in de juiste volgorde te herinneren. Sommige gebeurtenissen komen mij levendig voor, alsof ze gisteren zijn voorgevallen, andere, zoals Tracy’s vertrek, lijken mij nu al lang geleden en ver weg, alsof ik er zelf geen deel van uitmaakte.
De chronologie van een leven is net zoiets als een weerbericht: ze lijkt feitelijk, zakelijk. Zo en niet anders. Van daar naar daar, eerst dit toen dat. Maar mijn herinneringen eraan lijken meer op die grillige winden die in de stratosfeer tegen elkaar in draaien. Alleen zo kan ik vertellen, alleen op deze manier kan ik voeling met mijn leven houden, het gevoel dat dit mij overkomen is en niet iemand anders, die ander die in dat zwarte gat huist.
De artsen beweerden dat ik geen nadelige gevolgen aan het auto-ongeluk zou overhouden, dat mijn geheugen vanzelf weer op orde zou komen. Maar dat is niet zo, er is een nieuwe ordening voor in de plaats gekomen waarbinnen minieme details zich op de voorgrond dringen en belangrijke gebeurtenissen zich in een mist lijken te hebben teruggetrokken. (p. 11)
Zijn normale langetermijngeheugen heeft geleden onder het ongeluk. Door middel van aantekeningen in een agenda probeert hij om weer opnieuw te leren dingen te onthouden. Zijn geheugen is als het ware verworden tot een grote grabbelton waar af en toe wat herinneringen uit gegrabbeld worden in willekeurige volgorde. Om weer een overzicht te krijgen over wat hij in zijn leven heeft meegemaakt en de puzzel van herinneringen goed in elkaar te zetten, moet hij zich dus alles nog een keer herinneren.
De plotselinge verdwijning van zijn zoon Harry is een flinke tegenslag voor Stijn. Voor de tweede keer in korte tijd verdwijnt er zomaar iemand uit zijn leven, zonder dat hij doorhad dat degene bezig was met vertrekken.
Maar uiteindelijk vindt hij het plotselinge vertrek van Tracy het ergste. Na verloop van tijd wordt zij een soort vervanging van Geesje, die hij maar niet kan loslaten.
Iemand met wie je tweeënveertig jaar geleefd hebt mis je zoals een invalide zijn been: je voelt het de hele tijd al is het er niet meer. Fantoompijn wordt dat geloof ik genoemd. (p. 19)
Uit dit citaat blijkt hoe erg hij Geesje mist. Tracy is voor Stijn als het ware een prothese voor het been dat hij verloren heeft in het ongeluk. Hij wordt afhankelijk van haar, maar tegelijkertijd heeft hij door het blijvende gemis van zijn vrouw weinig aandacht voor haar.
Tracy zorgt ervoor dat Stijn iets heeft om zijn gedachten mee te vullen. Bijna alle dagboeknotities die hij in Canada maakt, gaan over dingen die zij doet (p.49). Ook leert hij door haar beter zijn ‘zwarte gat’ te vullen, door er met haar (of meer: tegen haar) over te praten.
Hij onderkent zelf niet dat hij eigenlijk niet meer zonder haar kan. Maar als ze dan uiteindelijk vertrekt, komt dat hard aan, zonder dat dat in duidelijke bewoordingen gezegd wordt.
Stijn denkt veel na over het verdwijnen van mensen uit zijn leven. Sommigen verdwijnen doordat hij ze uit het oog verliest, terwijl ze gewoon nog bestaan. Vroegere klasgenoten en vrienden, maar ook zijn zoon Harry. Anderen verdwijnen, doordat ze gestorven zijn. Zijn ouders bijvoorbeeld, maar ook Geesje. Voor Stijn voelt het alsof hij haar alleen maar uit het oog is verloren, terwijl ze er gewoon echt niet meer is. (p.13)
b
Door middel van praten en aantekeningen maken in zijn agenda’s probeert Stijn houvast te krijgen op zijn geheugenverlies en zijn chaotische geheugen weer normaal te laten lopen. Maar een oplossing voor echte zijn probleem, namelijk dat hij bang is mensen te verliezen en ze zo juist verliest, zoekt hij nergens in het boek. Uiteindelijk krijgt hij er weer vat op door het auto-ongeluk dat hij op de laatste pagina krijgt.
Voorzichtig manouvreer ik de auto tot hij weer recht op de weg staat. Door de angst ben ik weer ik één klap nuchter. Maar ik heb het me niet verbeeld. De eland niet, noch Geesjes gezicht.
‘Je leeft’, mompel ik terwijl ik de auto langzaam op gang breng, ‘je leeft.’(p. 214)
Daardoor komt hij tot het besef dat niemand ooit echt verdwijnt en dat het dus niet nodig is om krampachtig te proberen de herinneringen aan een persoon vast te houden. Dit auto-ongeluk is als het ware de oplossing van de problemen die Stijn kreeg bij het eerste ongeluk, en hij leert daardoor leven met de situatie.
c
Rapport
(geschreven alsof het tweede auto-ongeluk nog niet heeft plaatsgevonden)
Cliënt: Stijn Bekkering
De heer Bekkering heeft anderhalf jaar geleden zijn vrouw verloren in een auto-ongeluk, waarna hij zelf tien dagen in coma heeft gelegen. Door dit ongeluk heeft meneer last van een selectief geheugen, dat zich op onbelangrijke dingen lijkt te concentreren. Ook voelt hij zich schuldig aan de dood van mevrouw, omdat híj de auto bestuurde.
Twee weken na de dood van mevrouw Bekkering verdween zijn zoon spoorloos, die na negen maanden weer is opgedoken in Canada met een jonge vrouw. Met de zoon heeft hij een slecht contact, omdat ze elkaars tegenpolen zijn; de zoon is precies, veeleisend en ontoegankelijk, meneer is gemoedelijk en praat gemakkelijker over zijn problemen. Met diens vrouw heeft hij een goede verstandhouding; ten tijde van de verdwijning van de zoon vonden zij veel steun bij elkaar. Met zijn kleinzoon heeft hij ook niet meer zo’n goede relatie als toen het jongetje nog klein was, wat meneer erg betreurt. Het jongetje is erg in zichzelf teruggetrokken geworden door de verdwijning van zijn vader, maar mijn cliënt weet onbewust niet goed dat hij dit heel goed had kunnen voorkomen door gewoon meer met hem te praten.
Op aanraden van zijn dokter maakt hij nu dagelijks aantekeningen in een agenda, om opnieuw te leren dingen te onthouden.
Meneer heeft veel moeite met het verwerken van de dood van zijn vrouw. Doordat hij haar niet heeft zien sterven, lijkt het voor hem alsof ze slechts tijdelijk weg is. De situatie wordt nog wat bemoeilijkt door het selectieve geheugen. Onbelangrijke, dagelijkse dingen blijven beter hangen dan bijvoorbeeld het gezicht van zijn vrouw en wat hij in 45 jaar samen met haar heeft meegemaakt. Dat weet meneer goed, waardoor hij erg bang is de herinnering aan haar te verliezen en haar dus nooit meer terug te zien. Dit heeft tot gevolg dat hij steeds maar probeert die herinneringen op te roepen, zodat ze niet verdwijnen. Echte aandacht voor de mensen met wie hij in Canada leeft heeft hij daardoor niet; liever blijft hij zijn geheugen pijnigen. Zijn huisgenote, het meisje dat met zijn zoon ervandoor was gegaan, is waarschijnlijk daarom met de noorderzon vertrokken naar New York. Ook haar vertrek is voor hem moeilijk te bevatten, omdat zij langzaamaan een vervanging van zijn vrouw is geworden, zonder dat meneer dit inziet.
Waarschijnlijk is het grootste probleem voor hem, dat iedereen die belangrijk voor hem is, lijkt te verdwijnen. Dit veroorzaakt angst bij meneer, die hem niet toestaat verder te gaan met zijn eigen leven.
Ik raad aan om meneer een geheugentraining te geven. Verder moet hij er langzaam mee leren omgaan dat bepaalde herinneringen niet meer terug zullen komen, terwijl hij weet dat ze er geweest zijn. Hij moet leren om zichzelf meer rust te geven en meer aandacht te besteden aan andermans verleden, zodat hij niet in zijn eigen verleden blijft hangen. Hopelijk zullen dierbaren dan niet meer van hem vervreemden, maar zal hij weer een sterke band met hen krijgen.
3.
Laat me los
laat me gaan
dan kom ik wel weer bij je staan.
Bianca Broedersz
Dit gedichtje zou van Geesje kunnen zijn, vóór het tweede ongeluk, gericht aan Stijn. Ik denk niet dat zij zou willen dat hij, omwille van haar, niet meer genoeg aandacht geeft aan andere mensen om hem heen. Het is misschien geen goede troost in de vorm van medelijden, maar in ieder geval een poging om hem uit zijn put te helpen.
Je hebt me alleen gelaten
je hebt me alleen gelaten
maar ik heb het je allang vergeven
want ik weet dat je nog ergens bent
vannacht nog, toen ik door de stad
dwaalde, zag ik je silhouet in het glas
van een badkamer
en gisteren hoorde ik je in het bos lachen
zie je, ik weet dat je er nog bent
laatst reed je me voorbij met vier
andere mensen in een oude auto
en ofschoon jij de enige was die
niet omkeek, wist ik toch dat jij
de enige was die mij herkende de enige die
zonder mij niet kan leven
en ik heb geglimlacht
ik was zeker dat je me niet verlaten zou
morgen misschien zul je terugkomen
of anders overmorgen of wie weet wel nooit
maar je kunt me niet verlaten
Hans Lodeizen
Dit gedicht is tot aan de laatste regel niet troostend als je het slechts oppervlakkig leest. Integendeel; ik denk dat Stijn er zelfs behoorlijk mistroostig van zou zijn geworden als hij het vóór het tweede auto-ongeluk zou hebben gelezen. De schrijver heeft, net zoals Stijn, zijn geliefde plotseling verloren. Dat blijkt uit de laatste strofe:
ik was zeker dat je me niet verlaten zou
morgen misschien zul je terugkomen
of anders overmorgen of wie weet wel nooit.
Nu ziet hij haar overal terug. Dat kan zowel een kwelling als een troost zijn: voor degenen die zich er nog niet bij hebben neergelegd dat hun geliefde weg is, is het waarschijnlijk erg pijnlijk om in alles aan diegene herinnerd te worden. Maar als je er al mee hebt leren leven, dan is het misschien wel geruststellend om af en toe te merken dat, ook al is iemand er wezenlijk niet meer, er toch nog herinneringen en plaatsen over zijn.
De slotzin, “maar je kunt me niet verlaten”, zou in dat geval ook wel een fijne gedachte moeten zijn. De herinneringen aan iemand kunnen nooit zomaar, zonder dat je het wil, weggaan. De geliefde persoon blijft altijd achter in je hart!
Tot slot:
Eigenlijk heb ik in geen van deze opdrachten goed kunnen verwoorden wat mij het meest is opgevallen aan dit boek, dus daarom doe ik dat alsnog.
Het boek is erg ‘vervreemdend’ geschreven. Een goed voorbeeld daarvan is de titel: “Buiten is het maandag”. Hij roept geen enkel beeld van instemming of afkeuring bij me op. Het is overal maandag op maandag, toch? Na het lezen van het boek begreep ik wel dat Stijn met zijn gedachten niet op maandag is, maar dat hij telkens blijft hangen op een dag in het verleden.
De motieven van de personages om bepaalde dingen te doen, worden nergens uitgelegd in het boek. Nergens staat waarom Harry eigenlijk naar Canada wilde vertrekken. De lezer komt ook niet te weten waarom Sandra niet durft om zijn spullen in huis te verplaatsen. Ik kan me voorstellen dat ze dat niet durft, uit angst zijn bestaan voorgoed uit te wissen (net zoals Stijn alsmaar probeert zijn herinnering aan Geesje levend te houden, door telkens aan haar de denken), maar ik vermoed dat daar nog een ander idee achter zit. Waarom raakt Bruce, die over het algemeen niet veel contacten met de buitenwereld lijkt te hebben, meteen bevriend met Stijn? Wat zet Tracy ertoe om van de ene op de andere dag te vertrekken naar New York? En waarom blijft Stijn nu eigenlijk in Canada? Het zijn de belangrijkste gebeurtenissen in het boek, maar het wordt aan de eigen interpretatie van de lezer overgelaten wáárom die dingen gebeuren.
Verder heb ik geen invoeling kunnen krijgen voor ook maar één personage, terwijl het normaal wel zo is dat minstens één personage een ‘vriend’ of ‘vijand’ wordt van de lezer. Ik heb een mening kunnen vormen over hoe de karakters van de personages zijn en of ik ze, als ze werkelijk zo zijn als beschreven zijn in het boek, aardig zou vinden, maar geen van hen roept bij mij herkenning, sympathie of zoiets dergelijks op. Stijn is gewoon een man van 65 die de dood van zijn vrouw niet kan verwerken. Harry is een egoïst, Sandra een aardige vrouw die zich daarbij heeft neergelegd. Tracy is een meisje met een schimmig verleden en een voor mij niet te volgen gedachtegang, en Bruce tot slot is een zuiplap die alles, van kunstwerken maken tot onzindagboeken schrijven, tot een beroep verheft. Maar toch zou ik van geen van hen kunnen zeggen of ze slachtoffers of helden zijn. Voor geen van hen heb ik bewondering gekregen.
Ik denk dat Bernlef opzettelijk dat vervreemdende heeft gebruikt. Ik vind dat hij dat erg goed heeft gedaan. Op het eerste gezicht lijkt het gewoon alsof het een makkelijk geschreven boek is met een niet echt diepgaande verhaallijn. Later pas realiseerde ik me dat misschien wel meer dan de helft van wat er in het boek gezegd, gedaan en gedacht wordt, tussen de regels door te lezen is. Het draait uiteindelijk niet meer om het verhaal zelf, maar om wat je níet leest: wat het verliezen van mensen en het geheugen met een mens kunnen doen. Het gekke is eigenlijk, dat ik niet goed kan verwoorden hoé Bernlef dat precies heeft gedaan. Ik denk dat het door een gebrek aan emotie komt. De personages vertonen nergens echte emoties, en roepen daardoor ook geen emotie bij de lezer op.