Titel: De wetten
Auteur: Connie Palmen
Uitgave: 21ste druk, december 1994
Bladzijdes: 193
Opdracht 1:
Samenvatting
Het verhaal gaat over de studente Marie, die in zeven jaar tijd met zeven verschillende mannen omgaat om bij hen over het leven te leren. Ze hoopt bij hen de antwoorden op haar vragen te vinden. Ze heeft altijd gedacht dat de wetten en regels van het leven door mannen bedacht zijn. Ze wil hier nu meer over weten. Ze komt tot de conclusie dat deze mannen wel veel van de wereld weten, maar weinig over zichzelf. Met deze kennis van de wereld proberen ook zij alleen maar het hoofd boven water te houden. Dit realiseren zij zich niet.
Als eerste ontmoet zij in 1980 de astroloog Miel van Eysden. Hij vertelt haar dat alles over het leven al in de sterren geschreven staat: alles is al van tevoren bepaald. Hij analyseert haar karakter en deelt haar mede dat twee belangrijke dingen in haar leven bepalend voor haar zijn: haar niet te stuiten kennisdrift (hartstocht van de geest) en het schrijverschap. De twee elementen spelen in de hele roman een grote rol.
De volgende op haar pad is de epilepticus, Daniel Daalmeyer. Ze ontmoeten elkaar bij een samenwerkingsproject van literatuurwetenschappers en filosofen in 1981. Ze houden zich bezig met verschillende soorten teksten. Marie denkt vooral na over de vraag in hoeverre een ziekte bepalend kan zijn voor je verder leven.
In de winter van 1982 maakt ze kennis met de filosoof Guido de Weterlinck. Deze is helemaal gek op Hegel, een oud filosoof. Deze Guido is niet met de tijd meegegaan. Hij heeft dan ook niets op met de moderne filosofen. En dat terwijl Marie op dat moment helemaal idolaat van Foucault is. Ze wil net zo leren schrijven als hij. Ze leert van hem dat taal en wetenschap een grote invloed op het doen en laten van iemand heeft. Guido en Marie hebben een tegengestelde visie met betrekking tot filosofie: hij is erin geïnteresseerd hoe je moet sterven terwijl Marie juist wil weten hoe je leert te leven
Ze arriveert in 1983 bij de priester, Clemens Brandt genaamd. Hij is een ex-geestelijke en een uitmuntend filosoof. Hij ziet er erg lelijk uit. Clemens wordt verliefd op Maria. Ze worden niet intiem met elkaar. Ze filosoferen samen over de vraag wat een gewone en wat een literaire tekst is. Clemens laat haar kennismaken met de filosoof Derrida.
Na het overlijden van Miel van Eysden leert ze op zijn begrafenis de fysicus Hugo Morland kennen. Voor het eerst in haar leven speelt lichamelijke liefde een rol. Ze zijn 3 dagen in elkaar verloren. Daarna gaat hij weer terug naar zijn gezin in Parijs. Ze leert van hem de betrekkelijkheid van de natuurwetten in te zien. Ze is zeer van zijn levenshouding gecharmeerd. Hij kan namelijk geen autoriteit verdragen. Hij probeert dan ook bestaande natuurwetten omver te werpen.
Als laatste ontmoet ze De kunstenaar Lucas Anbeek, in 1985. Ze beschouwt hem als haar grote liefde en blijft het langst bij hem. Lucas is in zijn werk vastgelopen hij durft niets meer te produceren. Hij is bang voor het oordeel van andere mensen over zijn werk. Daarom maakt hij alleen kunstwerken voor zichzelf. Dit vindt Marie onzin: kunst is niet alleen voor jezelf, maar moet je delen. Hun relatie gaat uiteindelijk voorbij.
Nu kan Marie gaan schrijven.
Hierbij komt de zevende man in beeld: de psychiater. Marie schrijft hem in 1986 vier keer een brief. Ze beschrijft hierin haar zoektocht naar de wetten. Volgens haar kan ze alleen door te schrijven tot een zinvol bestaan komen. Ze komt tot de conclusie dat ze uiteindelijk nog steeds niet weet in wiens wetten ze kan geloven.
Opdracht 2A
In het boek had ik de meeste bewondering voor de hoofdpersoon. In dit verhaal was de hoofdpersoon een vrouw die veel filosofeerde. Ze was in het boek bezig zichzelf te ontdekken. Dit deed ze via de mannen die ze ontmoette. Hierdoor ontwikkelde ze zich steeds meer en kwam steeds meer over zichzelf te weten. Hierdoor heb ik ook het meeste bewondering voor haar. Ze heeft zichzelf blootgesteld aan alle mogelijkheden. Ze accepteerde alle wetten van de mannen die haar kennis gaven over zichzelf. In het boek waren enkele situatie waar ik me goed in kon leven en die mij het respect voor haar hebben gegeven. Hieronder beschrijf ik drie van die situaties.
De eerste situatie staat beschreven op bladzijde 14 t/m 24.
Hierin ontmoet ze de eerste man waarvan ze de wetten leert kennen. Het is een astroloog die aan je sterrenbeeld en de stand van de sterren kan zeggen wat je persoonlijkheid is en hoe je leven zal verlopen. Natuurlijk wil Marie Deniet (het hoofdpersonage) hier alles van weten en laat ze de astroloog haar sterren lezen. Op pagina 14 zie je het verhaal dat de astroloog van Marie heeft. Dit is echter in een soort van codetaal die ze niet kan lezen. De astroloog vertelt het in de andere pagina’s in gewone taal. Marie krijgt dan haar levensverhaal te horen. Ze krijgt te horen wat haar ambities zijn, haar positieve en negatieve punten.
Ik bewonder haar hierdoor, omdat ze alle kritiek durft te nemen. Mij lijkt het heel eng om je hele toekomst en levensverhaal te moeten horen. Ik zou het niet willen weten, omdat je dan geen verrassingen meer in je leven hebt. Ook zou ik bang zijn voor de negatieve dingen en de minder leuke gebeurtenissen die er in je leven zullen plaatsvinden. Ik vind het knap van haar dat zij het wel durft te horen. Ze reageert wel op de negatieve dingen, maar ontkent het niet. Hierdoor respecteer ik haar. Uit deze gebeurtenis kan je zien dat ze kritiek durft te nemen en naar het verhaal van andere kan luistere. Ookal zitten er negatieve dingen in, Zij durft het verhaal uit te horen en aan het einde pas een oordeel te geven. Ik vind het zo goed, omdat ik het dus niet zou kunnen.
De tweede situatie staat beschreven op bladzijde 153 en 154.
Hierin schrijft Marie eindelijk haar boek. Marie filosofeert het hele boek lang en wou haar ideeën in een boek zette. Dit was echter heel veel werk en op de een of andere manier lukte het haar niet het boek te schrijven. Op bladzijde 153 schrijft ze dan eindelijk het boek. Het is een intensief proces en als ze het klaar heeft belt ze de man die haar geholpen had om te beginnen, Guido, op. Ze is heel blij dat het af is en gaat ook met het boek naar Guido de Waeterlinck om hem het te laten lezen. Al hij het heeft gelezen zegt hij dat het heel goed is en is ze helemaal blij. Het is af.
Ik vond het heel knap van haar dat het haar lukte het boek af te krijgen. Om een lange tijd achter een computer te zitten en alles wat je denkt, voelt en vindt op papier te zitten lijkt me heel intensief. Ik bewonder haar hierdoor ook heel erg. Dit vind ik al een hele grote prestatie en om dan ook nog het verhaal te laten lezen aan iemand anders vind ik een hele grote prestatie. Ik zou heel bang zijn voor de kritiek en het eerst zelf nog een paar keer overlezen en verbeteren voordat iemand anders het te lezen zou krijgen. Ik vind het dus heel knap dat zij het zonder nog een keer over te lezen en te verbeteren en aan iemand anders laat lezen. Ik bewonder haar daarom ook omdat ze zich helemaal bloot durft te stellen en daar geen schaamte bij heeft.
De derde situatie staat beschreven op bladzijde 173 t/m 193.
Hierin schrijft Marie brieven aan een psychiater. Ze ligt namelijk een beetje met zichzelf in de knoei. Ze weet niet of haar ideeën terecht zijn en hoopt het allemaal een beetje uit te vogelen bij de psychiater. In de brieven beschrijft ze haar ideeën en gebeurtenissen uit het verleden. In deze pagina’s kom je echt achter hoe ze in elkaar steekt. Ook lees je in de brieven dat sommige dingen uit het verleden de oorzaken waren van haar leven en gedachten nu.
Ik vond dit ook heel goed van haar. Ze legt zich dit keer helemaal bloot aan een psychiater. Dit is natuurlijk extra eng, want als die psychiater je voor gek verklaard wordt je misschien wel op gesloten. Het lijkt me heel erg moeilijk om aan iemand die je niet kent en in dit geval ook niet ziet je hele ziel op tafel te leggen. Ook lijkt me het moeilijk om zo’n lang verhaal neer te schrijven waar je niet eens een directe reactie op krijgt. Marie krijgt in dit geval zover ik weet helemaal geen reactie. Ik vind het heel moedig van haar om aan iemand die je niet kent hulp te vragen. Het is een ding om in de gaten te hebben dat je het allemaal misschien niet op een rijtje hebt, maar het is veel moeilijker om het dan ook te accepteren en hulp te zoeken. Ik heb hierdoor ook heel veel bewondering voor haar moed.
In het algemeen dus veel bewondering voor Marie door haar moed. Ze durft aan veel mensen zich bloot te geven en is blij met kritiek van andere. Ik heb veel respect voor mensen die hun ziel in iets zoals een boek durven te leggen en dat door iedereen laten lezen. Je moed hiervoor namelijk heel stevig in je schoenen staan om alle kritiek, lovend en niet lovend, te kunnen respecteren. Dit zorgt ervoor dat ik Marie dus ook heel erg respecteer.
Opdracht 2B
Marie ontmoette in het verhaal veel mensen. Iedereen heeft in het verhaal een beetje meegeholpen aan de levensvisie van Marie. Ondanks dat ze dat allemaal hebben gedaan kon ik me tijdens het lezen aan sommige personages heel erg ergeren. Hieronder bespreek ik de meest irritante personages.
De eerst persoon vond ik een heel vies mannetje. Het is de priester genaamd Clemens Brandt. Toen Marie erheen ging dacht ze dat ze naar een heel professionele man ging. Ze zou daar op gesprek gaan om over filosofische dingen te praten. Voordat ze erheen ging was ze over het gesprek aan het nadenken. Ze was zo zenuwachtig over het gesprek, omdat ze heel veel van de man verwachtte.
Het eerst kritiekpunt op deze man is dat hij wat verzorgde naar hun gesprek had kunnen komen. Hij kwam daar namelijk in vieze kleding aan en gedroeg zich schandalig. Voor Marie had die man een hoge status door zijn filosofische ideeën, maar in het echt was het een luie, dikke man zonder manieren. Ik vind dat hij, omdat hij waarschijnlijk wel wist hoe Marie over hem dacht, zich wat meer had kunnen verzorgen. Het kan natuurlijk zijn dat je van je zelf heel slordig bent, maar dat vind ik geen excuus om zo naar een gesprek te gaan. Als je iemand voor de eerste keer gaat zien moet je jezelf wel een beetje verzorgen om een goede eerste indruk te doen. In zijn geval om aan de verwachtingen die Marie van hem had te doen. Omdat hij heel geleerd overkwam in zijn geschriften en omdat Marie zulke goede dingen van hem had gehoord verwachtte ze veel van hem. Ik vind dat hij op z’n minst had kunnen proberen een beetje beleefd en gemanierd over te komen. Toen Marie hem namelijk zag waren haar ideeën zoveel anders dan de werkelijkheid. Dit was ook niet bevorderlijk voor het gesprek. Blz. (99 – 101)
Mijn tweede kritiekpunt is dat hij wat meer geïnteresseerd had kunnen zijn. Op de pagina’s 102 en 103 wil Marie haar essay die ze speciaal voor hem had geschreven hem alten lezen. Ze had zoveel over het gesprek nagedacht en had een hele essay geschreven over bepaalde ideeën die ze had. Deze wou ze hem tijdens het gesprek laten lezen en dan zijn kritiek horen. Ze hoopte zo op goede of slechte kritiek zodat ze verder kon en zou weten wat goed is en wat fout. Toen ze echter zei dat ze het essay aan hem wou laten lezen wou hij dat zij het voorlas. Dit vind ik nog wel respectabel, maar toen ze klaar was met lezen gaf hij geen kritiek. Hij begon meteen over een heel ander onderwerp te praten. Het leek net alsof hij helemaal niet naar haar verhaal had geluisterd en zich daar uit probeerde te praten. Daarna maakt hij de filosoof Foucault waar Marie helemaal vol van is en het meeste van leest zwart. Hij zegt dat hij hem al lange tijd niet meer zo goed vindt en dat Derrida (een andere filosoof) veel interessantere dingen doet. Marie heeft dan het gevoel dat ze domme dingen aan het lezen is en dat hij haar misschien niet goed vindt. Ik vind hierdoor dat hij wat meer naar haar zou moeten luisteren. Aan het gesprek na de brief kon ik merken dat hij niet goed had opgelet. Ook vond ik het heel onbeschoft dat hij de filosoof waar zij vol lof over praat naar beneden haalt. Ik vind dat hij niet nadenkt over wat hij zegt en wat meer over zijn woorden moet nadenken. Blz. (102 – 103)
Mijn derde kritiekpunt is dat Clemens geen misbuik van Marie had moeten maken. Aan het einde van het hoofdstuk van de priester lees je dat ze met elkaar naar bed gaan. Voordat dit gebeurt kan je lezen dat Marie denkt, “Ik kijk hem na, maar ik ben er niet.” Ze was er vanaf dat moment dus helemaal niet met haar hoofd bij. Waarschijnlijk wist Clemens dat ze niet zichzelf was. Ook wist Clemens dat Marie niet van hem hield zoals hij van haar hield. Hij had dus kunnen weten dat Marie eigenlijk helemaal niet met hem nar bed wou. Echter liet hij het gewoon gebeuren. Hij had haar kunnen stoppen. Door het laatste zinnetje van het hoofdstuk, “Ik ben volkomen onbereikbaar, behalve voor de walging.”, zie je dat het een fout was. Marie was die avond niet haar zelf en had dit eigenlijk niet gewild. Ik vind daarom dat Clemens ook deels de schuldige is. Marie had natuurlijk ook zelf wat beter moeten nadenken en er met haar hoofd bij moeten zijn, maar Clemens had ook wat kunnen doen. Ookal is dit wat hij wou. Hij had ook aan haar gevoelens moeten denken en dit moeten voorkomen.
De tweede persoon had in het boek een vage persoonlijkheid. Het is de astroloog Miel van Eysden. Hij was de eerst man waarmee Marie in dit boek in aanraking kwam. Van hem leerde ze de eerste ‘wetten’. Ondanks dat ze veel van hem leert en ze hem graag mag heb ik wel een aantal kritieken op deze man.
Mijn eerste kritiekpunt is dat hij het kosmische brandmerk dat hij voor Marie had gemaakt wat subtieler had kunnen brengen. Hij verteld nadat hij dat kosmische brandmerk in elkaar had gezet wat er precies stond. Er stonden goede en slechte dingen voor Marie in. Over de toekomst en het heden. De minder positieve dingen zijn natuurlijk moeilijk om te horen. De astroloog weet dat, omdat hij zijn kosmische brandmerk ook heeft moeten aanhoren. De negatieve dingen daaruit vond hij waarschijnlijk ook niet leuk. In het brandmerk van Marie staan ook dingen die ze eigenlijk altijd al wist, maar waar ze niet zeker was. Zoals het feit dat ze altijd zal filosoferen en dat ze moet gaan schrijven. Om te horen dat er in de sterren staat dat het enig is waar je ooit goed in zal zijn filosoferen en schrijven is dan kan best moeilijk zijn om te horen. Je kunt het dan nutteloos vinden om iets anders te gaan doen of te proberen. Ik vind daarom dat hij het subtieler had kunnen brengen dan hij heeft gedaan. Blz. 14 – 23
Mijn tweede kritiekpunt is dat hij niet de hele tijd zo paniekerig en chaotisch over moet komen. Natuurlijk is dit een karaktereigenschap, maar hij overdrijft het heel erg. Als hij iets in zijn hoofd haalt wat met de sterren te maken heeft kan hij helemaal doordraaien. Als hij denkt dat er iets goeds in de sterren staat moet hij het met veel overtuiging zeggen. Ook is hij heel chaotisch, omdat hij in een codetaal praat die alleen hij en enkele andere astrologen zullen begrijpen. Ik vind dat als hij met mensen is die niet geheel dezelfde interesses hebben als hem, hij daar rekening mee moet houden. Ook zou hij niet in allerlei moeilijke termen moeten praten als er niemand is die dat begrijpt. Het is zijn grote hobby en leven en natuurlijk is het begrijpelijk als je dat over wilt praten, maar je moet je grenzen trekken en ook andere mensen over dingen praten waar iedereen iets mee heeft. Ook als hij het brandmerk aan Marie uitlegt doet hij dit met zoveel plezier en gemakkelijkheid dat hij er doorheen vliegt. Omdat hij alles al snapt praat hij er heel snel over en legt niet veel uit. Het is voor hem zo voor de hand liggend. Ik vind dat hij beter op moet gaan letten over wat hij zegt. Is het wel allemaal duidelijk voor mensen die er geen achtergrond informatie bij hebben? Als hij dat zal doen dan zullen veel meer mensen hem begrijpen en accepteren. Bijv. Blz. 23
Mijn derde kritiekpunt is mijn grootste kritiek en is dat hij Marie niet zo zonder goede uitleg en afscheid had moeten verlaten. Aan het einde van het hoofdstuk van de astroloog komt de astroloog ’s ochtends bij Marie aan de deur. Hij is helemaal opgelaten, omdat hij de hele tijd overal het getal 33 ziet. Dit is volgens hem heel goed, omdat er iets in de sterren staat wat zegt dat het getal 33 iets goeds betekent. Hij gaat naar Frankrijk, omdat dat volgens hem van de sterren moet. Er zal hem iets goed overkomen denkt hij. (Echter vindt hij daar zijn dood. Dit blijkt later in het boek.) ik vind dat Miel wat duidelijker tegen Marie had kunnen zijn. Hij was namelijk zo snel aan het praten omdat hij zo blij was dat het een beetje vaag overkwam. Ook had Marie geen tijd om echt afscheid te kunnen nemen. Toen hij het namelijk het nieuws kwam brengen zou hij al heel snel vertrekken. Ik vind dat hij op dat moment even aan Marie moeten denken die op dat moment een vriend verloor. Ze zou hem namelijk misschien voor een lange tijd niet meer zien. In dit geval nooit meer, omdat hij in Frankrijk dood gaat. Als hij dus op het moment van vertrek even had nagedacht en goed afscheid had genomen had Marie nu wat meer goede herrinneringen aan Miel. Blz. 33 – 36.
Opdracht 3
De recensie:
In Vrij Nederland van 02-02-1991 noteert de bekende recensent Carel Peeters zijn mening onder de titel
De filosofie en de erotiek van het Hoger en Beter.
Het debuut van Connie Palmen vindt hij een zoektocht (de term van hem is: ‘een queeste’) die uitloopt op een innerlijke warboel.
De wetten is een filosofische, zwaarwichtige, laconiek, halfzachte, banale, erotische en diepzinnige roman. Op de ene pagina is Palmen laconiek, op de andere zwaarwichtig, banaal of halfzacht.
Aan bijna alle (oudere) mannen die Marie Deniet ontmoet, wordt een afzonderlijk hoofdstuk gewijd met de titel van hun beroep: de astroloog Miel van Eysden die met de “wetten” van de astrologie in zijn hoofd loopt waardoor hij zijn lot laat bepalen, de epilepticus Daniël Daalmeyer wiens lot wordt bepaald door de grillen van zijn hersens die hem laten vallen, de filosoof Guido de Waeterlinck die nog in de negentiende eeuw leeft, de priester-schrijver Clemens Brandt die haar een ouderwetse platonist noemt omdat ze nog in het “wezen” van iets gelooft, de fysicus Hugo Morland die haar leert dat de fysici inmiddels ook de subjectiviteit hebben toegelaten in hun denken, de kunstenaar Lucas Asbeek (haar ideaal) die zo aan de waarheid in zijn werk hecht dat hij niet meer kan werken uit angst dat zijn waarheid wordt vermorzeld, en de psychiater (de vader van Daniël Daalmeyer) die haar alleen maar mag aanhoren als ze “het niet meer weet”.
Het tijdsbestek waarin ze hen ontmoet beslaat ongeveer zeven jaar, de periode dat ze filosofie studeert.
De titel van het boek dekt in feite de lading niet. Het is een warboel. Maar een “wet” erkent de hoofdpersoon wel: “Lucas wilde ik hebben en om hem te hebben moest ik een vrouw zijn.” Hoe innerlijk verdeeld ze ook is, ze kiest voor hem. In de passages over deze “wet” wordt voortdurend geredeneerd (“Heb ik daar nu zo lang voor doorgeleerd, om de waarheid van de clichés te ontdekken?”) en staan nogal wat zinnen met een therapeutensmaak als: “Ik heb zo’n verlangen naar zelfvergetelheid, naar het ene in mijn leven waar ik me aan kan wijden, iets anders dan ik. Hoger en beter.”
Er wordt in De wetten te veel overhoop gehaald en toch, aldus Peeters, is dat een van de verdiensten van de roman.
Vijf opvallende uitspraken:
1. Het debuut van Connie Palmen vindt hij een zoektocht (de term van hem is: ‘een queeste’) die uitloopt op een innerlijke warboel.
Ik ben het hiermee maar voor een deel eens. Het hoofdpersonage is inderdaad met een zoektocht bezig. Een zoektocht naar de wetten. Van elke man die ze ontmoet leert ze het een en ander en komt ze steeds meer over zichzelf en de wetten te weten. Echter ben ik het niet eens met de innerlijke warboel. Marie praat aan het einde van het boek wel met een psychiater, maar ik heb het niet als een warboel ervaren. Ze heeft in dat hoofdstuk gewoon iemand nodig om tegen te praten die alleen maar luistert. Ze komt dan bij die psychiater terecht. Ook vind ik dat ze alles juist op een rijtje heeft. Ze twijfelt wel aan een aantal dingen, maar het is zeker geen warboel. Ze trekt in het laatste hoofdstuk een aantal conclusies. Deze conclusies zijn heel helder en duidelijk. Geen warboel dus.
2. De wetten is een filosofische, zwaarwichtige, laconiek, halfzachte, banale, erotische en diepzinnige roman.
Over het algemeen ben ik het hier wel met de recensent eens. Het boek was zeer filosofisch. In het hele boek werden vooral gedachten beschreven. De hoofdpersoon dacht ook over alles na. Ze filosofeerde heel veel en omdat er veel gedachten werden beschreven kon je dit ook heel goed merken. Heel filosofisch dus.
Ook met de rest van de termen ben ik het eens. Het boek had vele aspecten in zich. Het had een aantal ‘zware’ onderwerpen zoals epilepsie. Echter had het ook humor en lichtere onderwerpen waarover in het dagelijks leven ook veel over wordt gesproken. Ook kan je het een beetje een erotische roman noemen omdat er in het boek ook lichamelijke relaties voorkwamen.
Ik ben het vooral eens met de recensent dat het een diepzinnige roman is. Als je het aan het lezen vlieg je er heel snel doorheen, maar er zitten veel achterliggende ideeën in. Als je namelijk over het boek gaat nadenken merk je dat alles met elkaar in het verband ligt. Het is ook vooral diepzinnig omdat er zoveel gefilosofeerd wordt. Er wordt door de hoofdpersoon over alles nagedacht. Dit zorgt ervoor dat jij als lezer ook over alles gaat nadenken. Het heeft mij in ieder geval over veel dingen laten nadenken. Al dat nadenken zorgt er ook voor dat er diep op de onderwerpen wordt ingegaan wat het boek dus extra diepzinnig maakt.
3. Op de ene pagina is Palmen laconiek, op de andere zwaarwichtig, banaal of halfzacht.
Ik ben het hiermee eens. De oorzaak hiervan is dat iedere relatie die de hoofdpersoon met een man aangaat anders is. Als je dus het ene hoofdstuk met het ander vergelijkt kan dit een wereld van verschil zijn. Ook komt dit omdat de gedachten en het humeur van de hoofdpersoon verandert. Op de ene pagina kan ze daardoor over zware dingen nadenken en de pagina daarna over iets een binnen pretje hebben. Ik ben het in dit geval dus helemaal eens met de recensent, omdat ik dit ook in het boek merkte.
4. De titel van het boek dekt in feite de lading niet.
Ik ben het hiermee eens. Deze titel is De Wetten. In het boek merk je wel dat de hoofdpersoon daar naar op zoek is, maar dat is niet het enige onderwerp. Het boek bevat zoveel meer dan de titel weergeeft. Als je de titel op een blaadje ziet staan zal je niet aan een boek zoals deze denken. Ik zou dan aan iets saais en langdradig denken. De titel omvat namelijk niet het leuke, en goede verhaal van het boek. Echter kan ik geen andere titel bedenken. Ondanks dat ben ik het wel eens en vind dus ook dat de titel de lading van het boek niet dekt. Het zou veel beter moeten zijn om het boek bij het lezen van de titel interessant te maken. De titel zal daarom niet veel lezer trekken. De samenvatting en recensies zullen het dan moeten doen.
5. Er wordt in De wetten te veel overhoop gehaald en toch, aldus Peeters, is dat een van de verdiensten van de roman.
Het boek kan soms een beetje verwarrend zijn. Dit is omdat de hoofdpersoon zoveel filosofeert. Soms springt ze van de een naar de andere gedachten. Dit kan verwarrend zijn, omdat je de rode lijn van het verhaal dan niet meer kan volgen. Ik denk dat de recensent dat met het “veel overhoop gehaald” bedoeld. Ik ben het hiermee dus eens. Ik merkte het ook heel goed. Echter was het niet erg. Het zorgde ervoor dat je het heel secuur moest lezen en dat je er ook over na ging denken. Ik vond het dus net als de recensent een verdienste van het boek.
In het algemeen ben ik het dus met de recensent eens. Ik vond het een leuk boek om te lezen. Het was iets heel anders dan ik eerder had gelezen door de hoofdstukverdeling. Ik vond het leuk dat ieder hoofdstuk een andere relatie was.
Het was heel moeilijk om een recensie te vinden. Er is namelijk niet veel op de sites van de kranten te vinden, omdat je moet betalen om in het archief te kijken. Ik heb deze recensie van de site:
http://www.examen.nl/php/verslagen/show.php?verslag_id=13625
Hierop stonden meerdere recensies van dit boek, maar met deze kon ik de opdracht het beste uitvoeren.