[b]Voorwoord[/b]
Voor het vak biologie moeten we een werkstuk maken met 2 dieren en hun habitat, 2 planten en hun habitat en de waterhuishouding van het land wat je al gekozen hebt bij het werkstuk aardrijkskunde. Ik heb voor de dieren de zeeschildpad en de kolibrie gekozen en voor de planten de palmboom en de cacaoboom.
Dan verder ook een stukje over de waterhuishouding van Cuba (mijn gekozen land).
Veel leesplezier!!
[b]Inhoud:[/b] Blz.
Voorwoord + Inhoud 1
De waterschildpad en zijn habitat 2
De kolibrie en zijn habitat 6
De palmboom en zijn habitat 11
De cacaoboom en zijn habitat 15
Nawoord + Bronnen 19
[b]De zeeschildpad (Chelonidae) en zijn habitat[/b]
Zeeschildpadden komen uit de tijd van de dinosauriërs. Er zijn zeven soorten van. Ik wil het over de zeeschildpad in het algemeen hebben en een stukje over de Lederschildpad.
De gestalte:
De zeeschildpad leeft in zee. Ze zijn daarom ook aangepast aan hun omgeving. Hun schild is plat en lichter dan een landschildpad (soms lijkt het geen schild meer, maar meer een dikke huid). Ze ademen wel via de longen, net als alle andere reptielen, en moeten daarom vaak even boven water komen om adem te halen.
De schildpad heeft twee schilden, een rugschild (carapax) en een buikschild (plastron). Samen vormen ze een hard, stevig ‘huis’ waarin de schilpad zich kan terugtrekken als hij zich niet veilig voelt. De kop, staart en poten kunnen tussen zijn rug en buikschild verdwijnen, zo worden de weke delen goed beschermd.
Het schild is opgebouwd uit stevige lagen. De buitenste laag is gemaakt van stevige hoornplaatjes, het binnenste is gemaakt van bot.
De ingewanden van een schildpad zijn goed beschermd door het schild.
De voorpoten zijn een soort flippers. Daarmee ‘zweeft’ de zeeschildpad door het water. De achterpoten zijn onder water om mee te sturen, boven water om een kuil mee te graven voor de eieren. Alleen het vrouwtje komt eens per jaar op het land om eieren te leggen, het mannetje vertoont zich nooit op het droge.
De zeeschildpad heeft geen tanden, alleen een scherpe rand. De verschillende soorten zeeschildpadden leven van verschillende soorten voedsel. Aan de bek is dat te zien. Bijvoorbeeld, alleen de groene schilpad heeft een gekartelde onderkaak om gras mee af te scheuren.
Het mannetje heeft een lange duimnagel op zijn voorpoten om het rugschild van het vrouwtje goed vast te grijpen tijdens de paring. Bij de vrouwtjes is er wel een duimnagel, maar die is een stuk kleiner dan bij het mannetje.
Bij sommige soorten heeft het mannetje een veel langere staart dan het vrouwtje.
Onder water kan de zeeschildpad veel beter zien dan boven water.
[b]Locatie:[/b]
De zeeschildpad komt voor in de zee, dus in zout water. Ze komen zelden op het land, het vrouwtje maar een keer per jaar om eieren te leggen. Ze slapen zelfs in het water. Zeeschildpadden komen voor in de warme zeeën over heel de wereld. Ze zijn koudbloedig (dat betekent dat de schildpad veel warmte van buitenaf nodig heeft om warm te blijven), en daarom leven ze alleen in warm water. Dat is vooral rond de evenaar en daarom zijn daar de meeste. Maar ze zijn ook bij IJsland gezien.
[b]Voortplanting:[/b]
Een schildpadkoppel zwemt voor de voortplanting naar het strand waar ze zelf geboren zijn, ook al is dat duizenden kilometers ver. Daar paren ze eerst in de zee. Dat gebeurt inwendig. Het mannetje brengt de zaadcellen in het vrouwelijke voortplantingsorgaan. Als het donker is kruipt het vrouwtje aan land. Dat is heel gevaarlijk en moeilijk. Zeeschildpadden kunnen zich moeilijk voortbewegen op het land. En kunnen dus moeilijk vluchten voor zijn vijanden. Maar in het water kan de zeeschildpad wel meer dan 35 km per uur zwemmen. Eenmaal aan land graaft het vrouwtje een kuil waarin ze haar (gemiddeld 100) eieren in legt. Dan gooit ze de kuil weer dicht en kruipt weer naar zee. De eieren zien eruit als zachte pingpongballetjes. Sommige schildpadden stampen hun graafplaats ook nog aan, zodat het minder opvalt. De zon broed de eieren in 55 tot 75 dagen uit. De warmte bepaalt of er jongetjes of meisjes uit de eieren komen. Als het heel warm is komen er meer meisjes uit, is het kouder, komen er meer jongetjes uit. Als alles normaal is, is het ongeveer gelijk. Als de schildpadjes uit het ei zijn kruipen ze als het donker is naar de zee.
Een groot deel overleeft het niet, die worden gepakt door vogels. Eenmaal in het water zijn ze nog niet helemaal veilig, ze worden namelijk ook gegeten door bepaalde zeedieren. Als ze volwassen zijn, zijn ze veilig. Maar dat kan wel 50 jaar duren. Gelukkig kan de schildpad 100 jaar oud worden.
[b]Voeding:[/b]
Zeeschildpadden halen hun voedsel ook uit de zee, maar ze eten niet allemaal hetzelfde. De Lederschildpad eet vis, terwijl de Dikkopschildpad oesters eet. De eerste jaren van een zeeschildpadje leeft hij van kleinere zeedieren.
Een paar cijfers:
– Zwaarste zeeschildpad: 961 kg.
– Maximale leeftijd: meer dan 100 jaar.
– Afstanden die sommige schildpadden afleggen om hun eitjes te leggen:
meer dan 100.000 km.
– Een zeeschildpad kan enkelen meters diep duiken.
– Hoeveel eieren leggen ze per keer: 100 tot 200.
[i]Lederschildpad (Dermochelys Coriacia):[/i]
Deze zeeschildpad heeft veel kenmerken die ik hierboven al heb genoemd. Ik vertel alleen de andere aspecten van deze schildpad.
De Lederschildpad is het grootste reptiel wat er leeft.
[b]Lederschildpad[/b]
Deze schildpad kan 2 meter lang worden en 500 kg zwaar. Het duidelijkste kenmerk van de Lederschildpad is dat hun schild niet helemaal ontwikkeld is. Het bestaat uit allemaal kleine plaatjes die los zitten van het skelet.
Hij voedt zich voornamelijk met vis.
Het vrouwtje legt ongeveer 80 eieren per keer. Na ongeveer 8 dagen keert ze terug om nog een keer zoveel eieren te leggen, zo ongeveer 3 a 4 keer.
Net als alle zeeschildpadden is ook de Lederschildpad bedreigd. Er wordt niet op de Lederschildpad gejaagd (het vlees smaakt vies), maar zijn nesten worden leeggehaald door roofdieren.
[b]De kolibrie en zijn habitat[/b]
De kolibrie is het kleinste vogeltje op aarde. Er zijn heel veel soorten van. Ik wil het over de kolibrie in het algemeen hebben en een stukje over de bijkolibrie.
[b]De gestalte:[/b]
De veren van de kolibrie zijn vaak groen blauw, en aan de onderkant kastanjebruin. De meeste veren bevinden zich op de keel en kruin. Afhankelijk van de lichtinval kunnen de veren van kleur veranderen.
De staart heeft verschillende vormen, hij kan de vorm van een waaier, schaar of stompe vork hebben. Het grootste deel van de vleugel bestaat uit de verlengde slagpennen.
De kop is in verhouding met het lijfje heel groot. Toch valt dat bij de meeste soorten niet op door de relatief grote afmetingen van de vleugels en de staart.
De grootste kolibrie (reuzenkolibrie) is 20 cm, de kleinste (bijkolibrie) is niet veel groter dan 4 cm. De meeste soorten zijn 5 a 6 cm terwijl ze maar 7 gram wegen!
De snavel van de kolibrie is lang en dun. Hij is licht gebogen, dat ligt aan de soort. De lengte van de snavel varieert van 2 tot 10 cm.
Kolibries hebben ook een lange en dunne tong die tot voorbij de snavelpunt kan worden uitgestoken. De tong heeft opgerolde zijkanten wat een soort buisje vormt waarmee de nectar kan worden opgezogen.
De bouw van de schoudergordel van de kolibrie is uniek. Deze bouw maakt het mogelijk de vleugels te kantelen. Hierdoor kan de kolibrie zich tegen de lucht afzetten, zo blijft hij stilhangen in de lucht. Deze manier is heel erg vermoeiend voor de kolibrie, maar de nectar is een rijke voedselbron.
[b]Skelet kolibrie [/b]
De twee belangrijkste spieren die voor de vleugelslag worden gebruikt zijn de borstspier en de coracoacromiale band (kleine borstspier). Beiden bevinden zich grotendeels centraal aan de buikzijde dat is belangrijk voor de balans.
[b]Vliegspieren[/b]
De grote borstspieren zorgen voor een neerwaartse vleugelslag. Hierbij is veel kracht nodig. Vandaar dat deze spieren in verhouding behoorlijk groot zijn. Ze nemen zo ongeveer 15% van de massa van de vogel in.
De kolibrie haalt de voortstuwende kracht uit de opwaartse slag. De kolibrie is een van de enige vogelsoort die dat doet. Daarom is de coracoacromiale band bij de kolibrie ook heel groot, zo’n 5 keer zo groot als bij een andere vogel. Die spier wordt namelijk gebruikt voor de opwaartse slag van de vogel.
[b]De vlucht:[/b]
De kolibrie is in staat achteruit en recht omhoog te vliegen. Ook kan hij stil in de lucht blijven ‘staan’. Dat kan hij omdat hij zijn lijfje rechtop zet en met zijn vleugels een liggende 8 draait. Dat is heel ongewoon voor vogels. Een aantal vogels kunnen het ook, maar niet zo goed als de kolibrie.
De vlucht van de kolibrie lijkt op een helikoptervlucht. Als de kolibrie stil in de lucht blijft hangen doet hij dat op dezelfde manier als een helikopter doet. Door zijn vleugels horizontaal neer te zetten. Dat doet een helikopter ook met zijn rotorbladen. De kolibrie kan vooruit en achteruit vliegen. Ze zorgen er steeds voor dat hun dikke ledige kant steeds eerst komt. Bij de voorwaartse beweging is die naar voren gericht, in de achterwaartse beweging naar achter gericht.
De kolibrie moet met een hele hoge frequentie met zijn vleugels slaan om zo in de lucht te blijven. De meeste kolibries halen wel 25 slagen per seconde. Alleen de Zonnestraalkolibrie (Heliactin cornuta) kan 90 slagen per seconde halen.
[b]Locatie:[/b]
Er bestaan zo’n 320 kolibries die allemaal in Noord, Midden en Zuid Amerika voorkomen. Veel kolibries zijn bosbewoners, maar ze kunnen ook op open land of op grote hoogtes leven. Veel kolibries zijn trekvogels, de soorten die hierbij horen trekken als ze gaan nestelen naar de zuidelijke delen van Alaska en Canada. De kolibriesoorten uit de tropische en subtropische bergstreken zijn zeer plaatselijk verspreid.
In de Verenigde Staten komen de kolibries zo ongeveer overal voor. In hooggebergte, jungle, bossen, vlaktes en zelfs in de woestijn.
[b]Voortplanting:[/b]
In het broedproces doet het vrouwtje het meeste werk. In de paartijd baltsen (verleidingsvlucht om het vrouwtje te versieren) de mannetjes.
Het vrouwtje doet de rest. Die bouwt het nest, bebroed de eieren en zorgt voor de jongen. Het nest wordt gemaakt van vruchtpluis, mos, haartjes, vezels en korstmos. Alles wordt door spinnenwebben bij elkaar gehouden. Sommige nesten zijn mooi glad en komvormig en bevestigd op een tak, andere zijn overkoepeld en sommige zijn hangend of in hangplanten gebouwd.
Tussen maart en mei worden de eieren gelegd. Bijna alle kolibriesoorten leggen 2 witte ellipsvormige eitjes met de grote van een erwt. De eitjes worden in 14 dagen uitgebroed. De jongen worden naakt geboren. Het vrouwtje voedt de jongen door haar snavel in de keel van de jongen te steken en het voedsel op te braken. Per uur worden de jongen zo’n 5 keer gevoed.
Tussen de 2e en de 4e week vliegen de jongen uit. De jongen beginnen ook al zeer vroeg met ’vliegoefeningen’ in het nest.
[b]Jonge kolibrie[/b]
[b]Voeding:[/b]
Overdag eten kolibries om de 10-15 minuten. De voeding bestaat uit nectar en allerlei kleine insecten. De kolibries kunnen door hun goeie vliegvermogen in de lucht blijven hangen om nectar uit de bloemen te halen. Minstens 31 bloeiende plantensoorten, onder andere kamperfoelie, vlier, petunia en waterkers, trekken de kolibries aan. De kolibrie zuigt nectar uit de bloemen met zijn lange tong.
[b]De bijkolibrie (Mellisuga Helenae):[/b]
De Bijkolibrie is de kleinste kolibrie die er bestaat. Hij is gemiddeld 5,5 cm groot en weegt 1,95 gram. Het mannetje is nog kleiner dan het vrouwtje. Hij lijkt vliegend meer op een insect dan op een vogel. Het mannetje heeft een metaalachtige glanzende kop, het vrouwtje niet. Het vrouwtje legt eitjes die kleiner zijn dan een erwt. Deze soort leeft op Cuba.
[b]De Palmboom (familie van Arecaceae) en zijn habitat[/b]
[b]Gestalte:[/b]
Het wortelstelsel ontspruit aan de onderkant van de palm en dient ervoor de palm stevig te laten staan en om voedingsstoffen uit de grond op te nemen. De palm heeft 2 verschillende wortelstelsels, de primaire en de secundaire. De functies zijn hetzelfde. Het primaire wortelstelsel of kiemwortel heeft maar een korte levensduur. Het secundaire wortelstelsel wordt belangrijker naarmate de palm groeit.
[b]Wortels van de palm[/b]
Palmen hebben een houten stam die groter wordt hoe ouder ze worden. Ze kunnen tot 50 meter lang worden. Aan het eind van de stam is het groeipunt. Dat punt wordt beschermd door de bladeren. Het groeipunt moet een bepaalde diameter hebben voordat de boom kan groeien. Daarom groeien jonge palmen in het begin ook zo langzaam. Palmen hebben geen schors, maar de buitenkant is verhard. De palm hoort tot de eenzaadlobbige planten: als eenmaal de breedte van de stam bepaald is groeit de boom alleen nog maar in de hoogte.
[b]Stam van de palm[/b]
De bladeren van de palm verschillen van basis en structuur niet zo veel van andere planten. Ze bezitten wel een paar specifieke eigenschappen. De jonge bladeren komen verticaal op uit het groeipunt van de palm. Ze groeien als een soort speren uit het groeipunt. Dat is om zo de blootstelling aan straling en verdamping tegen te gaan. De meeste palmen kunnen wel goed tegen droogte omdat ze water kunnen conserveren.
[b]Blad van de palm[/b]
Het bladoppervlak is vaak blinkend, bedekt met wax, geplooid. De bladsteel is vaak bedekt met stekels, tanden of doorns. De plant is tweehuizig, of mannelijk of vrouwelijk.
Er zijn 4 bladtypen:
Waaiervormig (Palmate, Fan-leaved): De bladschijf is volledig of half cirkelvormig en verdeeld vanuit een bepaald punt in vele segmenten.
Vedervormig (pinnate, feather-leaved): Het blad is langwerpig en verdeeld in segmenten die reiken tot aan de nerf.
Dubbel-gevederd (bipinnate, fishtail): Het blad is tweemaal verdeeld. Deze bladvorm is vrij uitzonderlijk.
Volledig (entire): Dit blad is niet verdeeld. Vaak heeft het bladpunt een inkeping.
[b]Locatie:[/b]
Palmbomen vind je voornamelijk in tropische en subtropische gebieden. Maar een paar soorten groeien in koudere gebieden. De meeste palmbomen komen voor in Zuid-Amerika, rond het Amazonegebied en in Oost-India. Er leven er ook wel in Afrika en Azië, maar niet veel. In Europa leven er maar 2 soorten.
[b]Bloeiwijze:[/b]
Palmen bloeien als ze volwassen zijn, de leeftijd waarop verschilt van soort tot soort. De meeste palmen groeien jaarlijks. Sommigen sterven na de bloei. Als palmen bloeien dragen ze meestal kleine onopvallende bloemen.
De bloeiwijze zelf is wel opvallend. Meestal is de bloem trosvormig en omhuld door vlees- of houtachtige schutbladeren. De bloeiwijze ontstaat boven, onder of vanuit de bladkroon. Bij sommige soorten ontstaat de bloeiwijze onderaan de stam.
[b]Bloem van de palm[/b]
Palmen dragen steenvruchten of bessen. Deze kunnen enorm verschillen van vorm en grote. Ook in kleur, er zijn vruchten in blauwe, witte en rode kleuren.
Veel vruchten zijn sappig en eetbaar. Zo ook de kokosnoot. Er zijn ook vruchten die bijtend en irriterend zijn, dus ze zijn niet allemaal eetbaar. Meestal bevat de vrucht maar 1 zaadje.
[b]Voortplanten:[/b]
Palmen staan bekend om hun trage, ongelijkmatige kiemduur. Ongeveer 25% van alle palmsoorten hebben meer dan 100 dagen nodig om te kiemen. Daarvan komt 80% niet eens uit.
De afmetingen van de palmzaden variëren enorm. Veel palmzaden zijn niet groter dan een paar centimeter. Maar een soort heeft als zaad een dubbele kokosnoot. Dat is dan ook het grootste zaad van alle bloeiende planten. Het grootste deel van een palmzaad bestaat uit endosperm. Dit weefsel is de voeding voor een jonge kiem. Het witte vlees en de melk uit de kokosnoot zijn vast en vloeibaar endosperm. Palm zaailingen halen hun voedsel uit het endosperm.
De meeste palmen kiemen bij warmte, zo ongeveer 30 graden.
Er zijn 2 manieren waarop de palm kan ontkiemen. In beide gevallen vormt zich eerst een soort puist. Hieruit groeit dan het steeltje waaruit de kiem en de wortels komen. Het kan ook zijn dat de kiem meteen uit de puist groeit. In beide gevallen haalt de kiem het voedsel uit het zaad.
[b]Levensbehoeftes:[/b]
Fotosynthese is een biochemisch proces waarbij licht als energiebron wordt gebruikt om koolstofdioxide en water als grondstoffen om te zetten in suikers. Bij dit proces komt weer zuurstof vrij.
Licht heeft ook invloed op de kleur en vorm van het blad. Palmen die in de schaduw zijn opgegroeid zijn vaak donkerder van kleur en hebben dunnere bladeren. Palmen die in de zon staan gebruiken veel meer voedingsstoffen.
Jonge palmen zijn gevoeliger voor direct zonlicht dan oudere palmen.
Water is nodig voor de ontwikkeling van de palm. Als een palm droog komt te staan ontstaat er een groeiachterstand, vervolgens afsterven van de bladeren en uiteindelijk sterft het groeipunt af. Te veel water is ook niet goed want dat zorgt ervoor dat er niet genoeg zuurstof bij de wortels kan komen.
Bij vorst is de palm gevoeliger voor schimmels die de bladeren kunnen aantasten.
[b]De koningspalm (Roystonea Regia):[/b]
Op Cuba zijn 20 miljoen palmbomen met 85 soorten. De koningspalm is de nationale boom van Cuba en komt daar overal voor. Hij kan 40 meter lang worden. De bladeren van deze palm worden daar ook gebruikt voor de dakbedekking van de huizen. Van de stam wordt elastiek gemaakt.
De boom heeft een gladde stam en groeit heel erg snel.
[b]De cacaoboom (Theobroma Cacao) en zijn habitat[/b]
(Theobroma betekent: Voedsel van de Goden)
[b]Gestalte:[/b]
De cacaoboom gebruikt zijn wortels om vocht en voedingsstoffen uit de grond te halen. Zijn wortels zitten maar heel ondiep.
De boom heeft een matig dikke stam van licht poreus hout en is bedekt met een rossige bruine bast. De stam vertakt zich op 1 meter van de grond in 2 tot 5 wijduitstaande hoofdtakken. Die vertakken zich weer verder en zo vormen ze een dichte bladerenkroon.
De jonge bladeren van de boom hebben een roodachtige kleur. De langwerpige bladeren groeien snel totdat ze ongeveer 30 cm lang zijn en groen van kleur worden. De bladeren zijn leerachtig en altijd groen.
Deze boom kan maximaal 15 meter lang worden, maar de kwekers van deze boom houden hem klein (ongeveer 6 meter) zodat ze makkelijk bij de vruchten kunnen. Na 2 a 3 jaar staat de boom voor het eerst in bloei. Hij heeft dan 1000en roze of witte reukloze bloemen die direct op de stam zitten. Slechts 1 op de 50 bloemen levert vruchten op. De bloemen zijn tweeslachtig.
2 bloemen gaan samen een vrucht vormen. (zie bloeiwijze).
[b]Locatie:[/b]
De cacaoboom heeft een constante temperatuur nodig. Daarom groeit hij in subtropische gebieden, en dan vaak in een regenwoud. Hij groeit in de schaduw van andere bomen, hij kan niet goed tegen zonlicht. Hij groeit graag op beschaduwde maar warme (rond de 26 graden) en vochtige plekken (waar veel regen valt, zo‘n 1,5 tot 3 meter per jaar).
De cacaoboom is gevonden in Zuid-Amerika, maar ze worden nu ook geplant in andere tropische gebieden.
Het gebied waar de cacaoboom het makkelijkst kan leven ligt tussen de 20 graden onder de evenaar en 20 graden boven de evenaar.
[b]Bloeiwijze:[/b]
Na 2 tot 3 jaar staat de cacaoboom voor het eerst in bloei. Hij brengt dan hele kleine roze of witte bloemetjes die meteen op de stam of tak zitten. Ze zijn tweeslachtig. De beestjes (bijen, vlinders enz.) zorgen ervoor dat er uit 2 bloemetjes een vrucht groeit. De boom geeft ongeveer 2 keer per jaar vruchten af. De vruchten lijken op kleine rugbybal-vormige meloenen die ook meteen op de tak zitten. Hij geeft elk jaar zo’n 30 tot 40 vruchten en in elke vrucht zitten 40 tot 50 paarsachtige cacaobonen waar chocola van wordt gemaakt.
Na ongeveer 10 jaar stopt de boom met vruchten afgeven.
[b]Cacaobonen[/b]
[b]Chocola:[/b]
Van de cacaobonen wordt chocola gemaakt op de volgende manier:
De vruchten van de cacaoboom worden 2 keer per jaar geoogst. Met een kapmes worden ze losgesneden van de takken. Dan worden de vruchten een paar dagen afgedekt met palmbladeren en bananenbladeren. Na een paar dagen wordt de vrucht voorzichtig open gesneden om de zaden niet te beschadigen. De zaden liggen in een soort witte pulp. Met de hand worden de zaden eruit gehaald. Ze worden in bakken gelegd en weer afgedekt met jute zakken of palmbladeren.
De daarop volgende dagen wordt het heel erg heet in die bakken. Door de hitte gaan de bonen gisten. De bonen worden nu donkerbruin en krijgen een cacaosmaak. Ook kan de boon niet meer ontkiemen. Zo blijven de bonen 2 weken in die bakken.
Na die 2 weken worden ze in pakken gedaan en vervoerd naar de chocolafabriek.
In de fabriek maken ze de bonen eerst schoon. Als dit gebeurd is worden de bonen gebrand. Dat gebeurt in draaiende trommels, waar een temperatuur is van 140 graden. Dan halen ze de schilletjes eraf. Dat doen ze door de bonen te breken. Met een windmachine worden de schilletjes weggeblazen.
Wat binnen in de boon zit wordt gemalen in speciale breekmachines, de gebroken bonen gaan in de cacaomolen. Door de hitte in de molen worden de bonen vloeibaar. Het vet wat in de bonen zit wordt eruit gehaald dat is de cacaoboter. Wat er over blijft zijn hele grote harde brokken cacao. Van die brokken wordt cacaopoeder gemalen.
Aan de cacaopoeder wordt van alles toegevoegd zoals melkpoeder, suiker en cacaoboter. De massa is nogal korrelig en daarom wordt het nog een keer gemalen in een verwarmde mengmachine. Daarna wordt het mengsel in bakken gedaan en weggezet op 50 graden. Deze vloeibare chocola kan nu in vormen gegoten worden.
[b]De waterhuishouding van Cuba[/b]
Cuba is een eiland en wordt daarom natuurlijk omringd door veel water. De Atlantische Oceaan, de Caribische Zee en de Golf van Mexico.
Cuba heeft meer dan 200 rivieren. De langste rivier in het oosten is de Rio Cauto en is 370 kilometer lang. In het westen zijn er alleen korte rivieren. Ze lopen alleen van noord naar zuid en van zuid naar noord.
Sommige rivieren lopen deels onder de grond en waar de kalkstenen bodem poreus is, hebben zich grotten gevormd.
Laguna del Tesoro is het grootste zoutwatermeer van Cuba. De vertaling van de naam van het meer is ’schatmeer’.
[b]Laguna del Tesoro[/b]
Een bekende baai van Cuba is de Varkensbaai, ofwel de Bahia de Cochinos.
De provincie Zapata bestaat ongeveer helemaal uit moeras.
De regentijd van Cuba is van mei tot en met november. Het regent er niet de hele dag. Alleen om ongeveer 6 uur ‘s avonds is er een hevige stortbui die ongeveer een half uur duurt. De gemiddelde jaarlijkse neerslag is 1270 mm.
Er is een gebrekkige kwaliteit aan drinkwater. Je kan diarree krijgen als je water uit de kraan drinkt. Je moet dus flessenwater kopen.
[b]Nawoord[/b]
Ik vond het heel erg leuk om dit werkstuk te maken. Ik ben veel over deze dieren en planten te weten gekomen. Ook weet ik nu wat over de waterhuishouding van Cuba. Ik hoop dat het ook leuk was om te lezen, want daar gaat het natuurlijk ook om!
[b]Bronvermelding[/b]
Informatiepakket van Stichting Schildpaddenopvang Alphen aan de Rijn.
http://www.schildpaddencentrum.nl
http://users.skynet.be/vogelvlucht/Vliegspieren.html
http://users.skynet.be/vogelvlucht/Kolibrie.html
http://home.hetnet.nl/~adrivankooten/25Kolibrie.html
http://users.pandora.be/fedor.vercammen/Palmen.htm
http://www.voedsel.net/themas/choccult.htm
http://www.fairtrade.nl/html/body_cacao.html
http://proto2.thinkquest.nl/~klc015/cacaoboon.htm