Samenvatting (700 woorden)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Anton Steenwijk in Haarlem. Terwijl een groot deel van Nederland al feest vierde omdat zij bevrijd waren, leefden Anton en zijn familie nog in bittere armoede.
In Januari 1945 zat Anton (toen 12 jaar) met zijn ouders en zijn 17-jarige broer pater een spelletje te doen. Tot er plotseling zes schoten klonken. De NSB’er Ploeg lag dood voor het huis van de buren. Meneer Korteweg en Karin, de buren van de familie, kwamen hun huis uit en tilden het lijk voor hun huis vandaan en legden het voor het huis van de familie Steenwijk. Peter ging naar buiten om het lijk te verleggen, helaas lukte dit hem niet zonder gezien te worden door de Duitsers. Daarom vluchtte hij snel weg met het pistool van ploeg in zijn hand. De Duitsers vielen het huis van Anton in en staken het in brand. Van Peter hadden zij niets meer vernomen. Anton werd apart van zijn ouders vervoerd naar Heemstede en werd daar in een cel gestopt bij een ander jong meisje dat hem troostte. De daar op volgende maanden woont hij bij zijn oom in Amsterdam.
Na de bevrijding bleek dat Antons ouders en Peter diezelfde avond nog doodgeschoten waren. Anton bleef bij zijn oom en tante wonen. Hij dacht niet vaak meer aan de aanslag, hij had het ergens ver weg gestopt. In 1952 werd hij uitgenodigd voor een feestje in Haarlem, voor het eerst sinds de oorlog ging hij weer terug naar die stad. Hij liep nog even langs de plaats waar hun huis vroeger had gestaan en bezocht het monument dat aan het eind van de straat was opgericht. Ook de namen van zijn ouders stonden daarop. Voor het eerst voelde hij iets van angst. Hij wilde nooit meer in Haarlem terug komen.
Toen in 1956 meutes mensen alles vernielden wat met het communisme te maken had kwam hij tussen deze grote mensenmassa Fake Ploeg tegen. Fake was de zoon van Ploeg, (de doodgeschoten NSB’er). Anton vroeg hem even binnen te komen. Fake verdedigde zijn vader hartstochtelijk. Anton probeerde hem er van te overtuigen dat wat zijn vader had gedaan fout is geweest, maar dat dat nog geen reden was niet van hem te houden. Het lukte Anton echter niet en Fake liep woedend weg.
In 1961 trouwt Anton met Saskia. In 1962 werd hun dochtertje geboren. In 1966 was de begrafenis van een oud-verzetsstrijder, die de vader van Saskia nog gekend heeft. Na de begrafenis werd er nog wat nagepraat en hoorde Anton plotseling iemand vertellen over schoten. Het was Takes, de man die Ploeg had doodgeschoten. Anton knoopt een gesprek aan met die man en het blijkt dat het meisje dat Anton die avond van de aanslag in de cel had getroost, samen met Takes die aanslag had gepleegd. Zij was later in de duinen geëxecuteerd. Anton begon te huilen, Voor zijn gevoel stierf het meisje nu pas. Hij had haar zijn hele leven al gezocht. Later op de avond ontdekt hij dat Saskia precies voldeed aan het beeld dat hij zich had gevormd van het meisje in de cel. (hij heeft haar nooit gezien, het was donker in de cel) Takes wilde alles weten wat Anton zich nog herinnerde van haar die nacht in de cel. Hij wist echter niets meer.
Anton was gescheiden van Saskia en hertrouwd met Liesbeth. Rond zijn veertigste kwam Anton in een crisis. Hij heeft de oorlog nooit echt goed kunnen verwerken.
In november 1981 deed Anton mee aan een vredesdemonstratie. Opeens kwam hij Karin Korteweg tegen (de buren die het lijk voor hun huis hadden gelegd). Ze vertelde dat zij en haar vader na de oorlog naar Nieuw-Zeeland waren geëmigreerd, dat haar vader geen rust meer had, bang dat Anton wraak zou komen nemen. Daar had haar vader later ook zelfmoord gepleegd. Ze hadden het lijk verplaatst om zijn hagedissen te redden. Later had hij ze allemaal doodgetrapt. Waarom voor Antons huis en niet voor dat van de familie Aarts? Bij de familie Aarts zaten Joden verborgen. Verward nam Anton afscheid van Karin. Hij had nu na al die jaren antwoorden op zijn vragen. Maar wie was er schuldig? Of was iedereen schuldig en onschuldig?
Bron: http://www.scholieren.com/boekverslagen/3802
Korte samenvatting
In januari 1945 verandert het leven van Anton Steenwijk uit Haarlem drastisch door de aanslag op het leven van NSB’er Fake Ploeg. Door deze gebeurtenis wordt door de Duitsers zijn huis verbrand en worden zijn ouders en broer vermoord. Hij gaat vervolgens wonen bij zijn oom en tante in Amsterdam, maar het Voorval blijft hem de rest van zijn leven achtervolgen; onder meer doordat hij steeds mensen ontmoet die te maken hebben gehad met het drama. Hij zoekt voornamelijk naar de schuldigen van de moord, en uiteindelijk zal hij daar ook min of meer een antwoord op krijgen.
Bron: http://www.scholieren.com/boekverslagen/3802
Verhaalanalyse
Vertelsituatie
Het verhaal is een auctoriale vertelsituatie, er wordt gebruik gemaakt van een alwetende verteller. De alwetende verteller vertelt het verhaal over Anton. Hij geeft vooruit verwijzingen en maakt opmerkingen. Een voorbeeld van zo’n vooruitverwijzing wordt op bladzijde 80 gegeven. De alwetende verteller zegt: “Donkerbruine boterhammen, besmeerd met iets in de kleur van matglas, – waarvan hij jaren later, op doorreis in Duitsland, naar zijn huis in Toscane, zou leren dat het ganzenvet was geweest: Schmalz.” De verteller beperkt het verhaal tot één personage waardoor de lezers maar eenzijdige informatie krijgt. In dit verhaal is dat ook niet meer dan logisch aangezien het verhaal over alleen over Anton en zijn belevenissen gaat.
Plaats en ruimte
De aanslag, de belangrijkste gebeurtenis in het verhaal, wordt gepleegd in Haarlem. De kade, waar Anton woonde wordt in de proloog uitvoerig beschreven. Er wordt uitgebreid over de vier huizen en de omgeving verteld. In 1952 gaat Anton voor het eerst na de aanslag terug naar Haarlem. Hij is nog niet eerder terug gekomen omdat hij bang is voor de plaats en voor de herinneringen die deze plaats bij hem oproept. De andere plaatsen in het boek zijn niet zo heel erg van belang. Het huis van zijn oom in Amsterdam, Anton’s huizen, het vakantiehuis in Italië zijn de overige plaatsen maar deze worden niet tot in detail beschreven.
Tijd
Het verhaal speelt is verdeelt in verschillende episodes achtereenvolgend: 1945, 1952, 1956, 1966 en 1981. Het verhaal duurt dus ongeveer 36 jaar.
Het verhaal wordt chronologisch vertelt, maar de schrijver heeft wel gebruik gemaakt van flashbacks en vooruitverwijzingen. Een voorbeeld van een flashback is dat Anton terugblikt naar de aanslag of naar de nacht die hij in de cel door heeft gebracht. Ook maakt de verteller gebruik van vooruitverwijzingen, zie voorbeeld bij het kopje vertelsituatie, de verteller geeft dus hints van wat er later zal gebeuren. Er is ook sprake van tijdsverdichting in het verhaal. Uit de desbetreffende episodes worden er telkens maar één of twee dagen uitvoerig beschreven. Er worden dus ook tijdssprongen gemaakt waardoor het verhaal niet-continu verloopt.
Personages
De hoofdpersoon van het boek is Anton Steenwijk. Het verhaal draait om hem en om zijn belevenissen. De lezers leren hem goed kennen en dat maakt Anton een rondpersonage. Ook maakt hij karakterontwikkeling door, in het begin is het een verlegen jongentje en later is het een zelfverzekerde man opzoek naar antwoorden. De overige bijfiguren zijn vlakke personages en deze leer je niet echt kennen in het boek. Deze figuren zijn: zijn vader, zijn moeder, Peter, Saskia, Truus Coster, Cor Takes, Liesbeth en Sandra.
Thema
Het thema van het boek is schuld. Wie is er schuldig aan de aanslag, en waarom is de aanslag gepleegd? Wie heeft er schuld aan de dood van Antons ouders en broer? Zijn het de Duitsers die hen gefusilleerd hebben, of is het verzet, omdat Antons ouders nooit omgekomen zouden zijn als Ploeg niet doodgeschoten was. Of is het de familie Korteweg: zij hebben Ploegs lijk tenslotte bij Anton voor de deur gesleept? Dit zijn de vragen waar Anton zich zijn hele leven mee bezig blijkt te houden. Hij wil zo graag weten wie er schuldig is aan deze gebeurtenissen dat het onbewust een soort angstige obsessie wordt. In het wordt je in het hele boek door geconfronteerd met deze vragen waardoor je jezelf ook af gaat vragen wat er precies is gebeurd. Uiteindelijk krijgt de lezer samen met Anton op zijn lang gestelde vragen en worden de geheimen onthuld.
Motieven
De dobbelsteen is het leidmotief van het verhaal. Vlak voordat de NSB’er Fake Ploeg wordt dood geschoten is Anton samen met zijn ouders en broer een potje mens-erger-je-niet aan het spelen. Op het moment dat ze de schoten horen en de paniek uitbreekt, stopt Anton de dobbelsteen in zijn zak. Deze komt pas weer te voorschijn op het moment dat zijn oom hem op komt halen bij de Ortskommandantur.
Een voorbeeld waarin de dobbelsteen als bijmotief wordt gebruikt en dus niet direct op het thema slaat.
“In die stilte, die de oorlog ten slotte was in Holland, weerklinken op straat plotseling zes scherpe knallen: eerst één, dan twee snel achter elkaar, na een paar seconden het vierde en het vijfde schot. Even later een soort schreeuw en dan nog een zesde. Anton, die juist de dobbelsteen wil gooien, verstart en kijkt naar zijn moeder.” (blz. 18) De zes schoten staan symbool voor de zes getallen die op een dobbelsteen staan.
Later komt Anton nog een keer in aanraking met een dobbelsteen in zijn huis in Toscane. Op het moment dat hij de dobbelsteen ziet, krijgt hij een flashback en komt alles weer boven waardoor hij in een trans raakt.
Een dobbelsteen staat voor toeval, het is namelijk toeval welk getal er wordt gegooid. Zo is het ook toeval (verteld Dhr. Takes later) dat de aanslag juist in hun straat gebeurde.
Ook de spiegel komt in dit verhaal veel voor. Het is een symbool voor het terugkijken naar het verleden. Fake Ploeg jr. gooit de spiegel van Anton stuk, hij wil niet terugkijken naar het verleden.
Symbolen
In het boek wordt er veel gebruik gemaakt van symboliek. De dobbelsteen is een motief en een symbool dat steeds weer terugkeert, net als de spiegel. Een ander symbool is de brand die een paar keer voorkomt in het verhaal. Namelijk als het huis van Anton’s ouders in de brand wordt gestoken. De brand komt ook voor als de kachel van Anton ontploft tijdens zijn gesprek met Fake. En de brandende asbak in de kelder van Dhr. Takes. Dit staat allemaal symbool voor vernietiging van gedachtes.
Licht – duisternis is ook een symbool. Het verhaal van de onbekende vrouw in de cel in het donker en als Anton vervolgens de cel verlaat naar het licht. Ook komt Anton uit een duistere periode en probeert dit te vergeten, te verlichten, op de Apollolaan. Apollo is tevens de god van het licht.
De kruidnagel is ook een symbool. In de eerste episode probeert Antons moeder haar kiespijn te onderdrukken met dit huismiddel (Blz. 16), in de laatste episode krijgt hij het van Liesbeth (Blz. 224). Dit motief verbindt de eerste episode met de laatste; Antons emotionele reactie suggereert dat ook hij dat verband legt.
Titel, begin en einde
De titel slaat op de centrale gebeurtenis van het boek namelijk de aanslag op Fake ploeg. Deze aanslag verandert het leven van Anton drastisch. Het was namelijk een aanslag op het leven Anton.
Het verhaal begint met een korte introductie van het gezin en daarop volgt direct “de aanslag”. De andere gebeurtenissen worden daarna in chronologische volgorde vertelt. De functie van het begin is denk ik korte indruk geven van hoe het gezin eruit ziet en waar ze wonen. Het boek wordt pas interessant als de aanslag wordt gepleegd want vanaf dat moment ga je jezelf vragen stellen als: waarom is de aanslag gepleegd? En leef je direct mee met de overgebleven persoon Anton. De gedetailleerde beschrijving in het begin zorgt ervoor dat je je direct goed kunt inleven in Anton’s situatie, dat heeft de schrijver denk ik bewust gedaan.
Het einde van het boek zorgt ervoor dat Anton en de lezer antwoorden krijgt op de vragen die hij zich stelde. De lezer komt naar het einde toe steeds meer te weten hoe het is gebeurd en waarom het is gebeurd. Het eind is de ontknoping op de vraag: waarom hebben meneer Korteweg en Karin Fake Ploeg op de stoep van de familie Steenwijk gelegd? Het einde is gesloten omdat alle details dan eigenlijk bekend zijn.
Personages
In het verhaal is er sprake van één echte hoofdpersoon en bijpersonen die het verhaal aanvullen. De echte hoofdpersoon van het boek is Anton Steenwijk.
Uiterlijk
In het begin van het boek (1945) is Anton 12 jaar, aan het eind van het boek is hij ongeveer 36 jaar ouder dus 48 of 49 jaar. Anton is niet echt een opvallende verschijning en verandert in de loop der jaren nauwelijks. Anton lijkt op zijn vader en heeft zijn uiterlijke eigenschappen ook aan hem te danken. Hij heeft hetzelfde bruine haar, dezelfde notenkleurige huid en donkere ogen. Zo blijkt ook uit het volgende citaat.
Citaat 1: “Het gezin Steenwijk bestond uit twee duidelijke delen: Peter had het blonde en het blauwe van zijn moeder, Anton het donkere en bruine van zijn vader, ook de notenkleurige huid, die rondom zijn ogen nog iets donkerder was”. (Blz. 18)
Anton’s bruine haar is sluik, dat wat hij naar achteren wierp met een korte hoofdbeweging als het voor zijn ogen ging zitten.
Citaat 2: “Een lange, twintigjarige jongeman met sluik, donker haar, dat geleidelijk over zijn voorhoofd zakte, waarna hij het met een korte hoofdbeweging weer naar achteren wierp. Om een of andere reden had die beweging iets sympathieks, misschien omdat zij zich zovaak herhaalde, waar iets geduldigs uit sprak. Hij had donkere wenkbrauwen en een gave huid in de tint van noten, rondom zijn ogen iets donkerder. Hij droeg een grijze broek, een blauwe blazer van dikke stof, een clubdas en een overhemd met opkrullende boordpunten.” (Blz. 109) Zoals ook uit de citaten blijkt is Anton geen opvallend persoon, hij komt eerder een beetje grauw over met zijn donkere ogen.
Karakter
In het begin is Anton nog maar 12 jaar oud. Hij heeft nog niet veel meegemaakt en dingen zoals het rijden in een auto, het achterop zitten op een motor is allemaal nieuw voor hem. De aanslag is voor hem de reden om stil en teruggetrokken te leven. Hij probeert op latere leeftijd zijn problemen zo ver mogelijk weg te stoppen en zondert zich af van allerlei gebeurtenissen om zich heen. Hij wordt niet voor niets anesthesist (is het proces om de waarneming van pijn en andere negatieve gevoelens te blokkeren). Uiteindelijk kan hij er niet aan ontkomen en komt hij in contact met mensen die meer over “de aanslag” weten. Door zijn nieuwsgierigheid wordt hij gedwongen door met mensen als Dhr. Takes te praten en langzaamaan wordt het mysterie rondom “de aanslag” ontrafeld.
Anton’s eerste huwelijk is met Saskia. Hij komt er later achter dat zijn eerste ontmoeting met haar kwam doorzat ze (onbewust) op het beeld dat hij van Truus Coster had leek. Ze krijgen samen een dochter die ze Sandra noemen. Als ze later zijn gescheiden trouwt hij met Liesbeth. Ze krijgen samen een zoon die ze Peter noemen, naar zijn overleden broer.
Anton is een nuchtere man die bijna geen emoties toont. Op latere leeftijd tijdens zijn gesprek met Dhr. Takes komt het verdriet pas naar boven. En ook dan heeft hij er veel moeite mee en wil het liefste wegduiken en er niet over praten. Dat blijkt ook uit het volgende citaat.
Citaat 3: “Anton schudde zijn hoofd, draaide zich naar hem toe en zei: luister. Laten we opstaan en weggaan en er nooit meer op terugkomen. Er valt niets op te lossen, werkelijk niet. Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik zit nergens mee, geloof me; het is meer dan 20 jaar geleden. Ik heb een vrouw en kind en een goede baan, alles is in orde. Ik had alleen mijn mond moeten houden.” (Blz. 205)
Hij heeft migraine aanvallen wat erop wijst dat er wel iets gaande is in zijn hoofd. Verder laat Anton de dingen komen zoals ze komen en hij is een rustig, beschouwend en intelligente man en zou zichzelf omschrijven als pessimist. Dat blijkt uit het volgende citaat.
Citaat 4: “Het was dus heel eenvoudig, zei hij, – men hoefde uitsluitend te weten of men optimist was of pessimist. Wat was hij? Anton sloeg zijn ogen even naar hem op, sloeg ze weer neer en zei: ‘Pessimist.”(Blz. 150)
Citaat 5: “Maar veel kon de binnenlandse politiek hem ook toen niet schelen: ongeveer zoveel als de overlevende van een luchtramp geïnteresseerd is in papieren vliegtuigjes.” (Blz. 151) Voor geschiedenis en politiek heeft hij geen belangstelling, dat blijkt ook uit het volgende citaat. Hij interesseert zich voor kunst; dit wordt duidelijk bij zijn bezoeken aan Londen en Italië. Hij heeft geen vijanden, maar eigenlijk ook geen vrienden.
Omgang met hoofdpersonen
In het boek zijn er eigenlijk geen echte andere hoofdpersonen. Er zijn geen personen die je leert kennen zoals bij Anton het geval is. Het zijn allemaal vlakke personages die een kleine bijdrage leveren aan de zoektocht naar de antwoorden. Ik kan dus ook niets zeggen over de omgang met de andere hoofdpersonen, want die zijn er niet. Met de overige personages gaat Anton oppervlakkig om, er wordt niet veel verteld over zijn eventuele liefde of haat voor die personen behalve voor Fake Ploeg. Hij heeft toch wel medelijden met hem ook al heeft hij een hekel aan hem. Dat blijkt ook uit het volgende citaat.
Citaat 6: “Op hetzelfde ogenblik kreeg Anton zo’n medelijden met hem als hij nog nooit voor iemand had gevoeld. Hij kon natuurlijk helemaal niet naar huis, met die vader van hem! Eer hij wist wat hij deed, was hij onder de arm van meneer Bos door gedoken en ging op zijn plaats zitten. Daarmee was het verzet gebroken.” (blz. 27)
Karakterontwikkeling
Anton verandert ten eerste doordat hij in de loop van het boek ouder wordt. Anton wordt zelfstandiger en ontwikkeld zijn emotionele gevoelens. Hij huilde nooit maar nu vallen bepaalde herinneringen hem toch zwaar. Bijvoorbeeld als hij samen met zijn dochter Sandra naar zijn oude huis in Haarlem gaat krijgt hij opeens een flashback van Truus Coster in de gevangenis waarvan hij zich eerst niets kon herinneren.
Citaat 7: “Op hetzelfde ogenblik wist hij zeker, dat Truus Coster dat woordelijk zo tegen hem had gezegd, of vrijwel woordelijk, – en meteen daarop, na bijna vijfendertig jaar, hoorde hij opeens haar stem, heel zacht en ver weg: ‘..hij denkt dat ik niet van hem houd..’ Roerloos luisterde hij, maar het werd stil. Er kwam niets meer. Zijn ogen werden vochtig. Alles was er nog, niets was verdwenen.” (Blz. 300)
Ook krijgt Anton een steeds completer wordend beeld van “de aanslag”, waardoor zijn manier van handelen soms sterk wordt beïnvloed. Hij gaat bijvoorbeeld scheiden van Saskia die hem aan Truus Coster doet denken. Anton bereikt in de laatste episode een soort van rust, dit komt doordat hij eindelijk antwoord heeft gekregen op zijn vragen. Ook gaat hij zich meer interesseren in de wereldpolitiek, hij beseft dat er een bepaald soort samenhang bestaat tussen het lot van de wereld en tussen zijn eigen lot. Dat alles maar toevallig gebeurt.
Mening
Inhoudelijke argumenten
1a. Het boek draait allemaal om Anton Steenwijk en zijn beleving rond “de aanslag” die voor zijn huis plaats vond. Zijn functie is dus het verhaal “vertellen”. Je leert hem echt goed kennen en dat maakt hem een interessant personage. De overige personages komen alleen voor in het boek om hem te helpen om achter het complete verhaal achter de aanslag te komen. Ik vind dat de schrijver dit goed heeft gedaan. Alexander van den Berg (uit bron nr. 5) zegt op bladzijde 7 dat hij zich niet goed in kon leven. Dit kwam volgens hem doordat het verhaal afstandelijk is geschreven. Hier ben ik het niet mee eens. Doordat de schrijver voor één hoofdpersoon heeft gekozen kon ik mij juist goed inleven in Anton en kon ik meevoelen met zijn daden en gedachten. Ik heb totaal niet het idee gehad dat ik over de schouders van Anton meekeek. Anton toont wel eens waar weinig van zijn emoties tijdens het verhaal, wat ik enerzijds jammer vindt, maar aan de andere kant laat de schrijver genoeg ruimte voor eigen gedachten. Af en toe laat Anton wel wat emotie blijken, dat is ook duidelijk in het volgende citaat.
Citaat 1: ““Op hetzelfde ogenblik wist hij zeker, dat Truus Coster dat woordelijk zo tegen hem had gezegd, of vrijwel woordelijk, – en meteen daarop, na bijna vijfendertig jaar, hoorde hij opeens haar stem, heel zacht en ver weg: ‘..hij denkt dat ik niet van hem houd..’ Roerloos luisterde hij, maar het werd stil. Er kwam niets meer. Zijn ogen werden vochtig. Alles was er nog, niets was verdwenen.” (Blz. 300) Hieruit blijkt dat Anton het toch moeilijk vind om aan de oorlog terug te denken ook al heeft hij het altijd heel ver weg proberen te stoppen. Hier moet hij toch huilen doordat hij terug denkt aan zijn nacht in de gevangenis samen met Truus Coster waarvan hij geen zichtbaar beeld heeft.
1b. Als thema van het boek zou ik het willen noemen: schuld. Dit komt doordat ik als lezer, samen met Anton, mijzelf het hele boek door heb afgevraagd: wie is er schuldig aan de moord op Fake Ploeg, en waarom hebben meneer Korteweg en Karin hem verplaatst? Was het toeval, en had de moord net zo goed ergens anders gepleegd kunnen zijn? Aan de hand van deze raadsels ga je verder lezen en langzamerhand worden ze ontrafeld en krijg je als lezer antwoord. Ik vond dit erg goed gedaan. De schrijver bouwt hierdoor een soort spanning op waardoor ik als lezer door bleef lezen om achter de antwoorden te komen.
Citaat 2: “Waarom heeft die zeeman hem dan bij jullie neergelegd, en niet hier, bij zijn andere buren?” (Blz. 219)
1c. Ik vind het verhaal realistisch, dit komt doordat er weinig dingen gebeuren die niet kunnen. “De aanslag” is ook op een goede manier beschreven, met veel details. De hele tweede wereld oorlog is natuurlijk waar gebeurd en iedereen weet van het feit dat er Joden ondergedoken zaten en dat ze vermoord werden. Dit boek is daar natuurlijk ook op gebaseerd aangezien het lijk van Fake Ploeg voor de deur van de familie Steenwijk is gelegd omdat er drie Joden ondergedoken zaten bij de buren. Ik vind het altijd fijn om een realistisch boek te lezen omdat je je dan beter in kunt leven in de situatie. Bij dit boek was dat echter wat lastiger aangezien ik zelf de tweede wereld oorlog natuurlijk nooit mee heb gemaakt. Wat ik wat minder realistisch vond aan het boek is dat Anton zo weinig emoties toont en de ingrijpende gebeurtenis ver weg probeert te stoppen. Ik ben zelf een gevoelsmens en ik zou er als ik hem was geweest elke dag aan denken. Dit kwam een beetje raar op mij over, maar ieder mens verschilt in het uiten van zijn of haar emoties.
Citaat 3: “Op hetzelfde ogenblik wist hij zeker, dat Truus Coster dat woordelijk zo tegen hem had gezegd, of vrijwel woordelijk, – en meteen daarop, na bijna vijfendertig jaar, hoorde hij opeens haar stem, heel zacht en ver weg: ‘..hij denkt dat ik niet van hem houd..’ Roerloos luisterde hij, maar het werd stil. Er kwam niets meer. Zijn ogen werden vochtig. Alles was er nog, niets was verdwenen.” (Blz. 300) Dit is een van de enige keren in het boek dat Anton emotie toont, namelijk zijn ogen werden vochtig.
Structurele argumenten
2a. Het verhaal wordt chronologisch vertelt maar is niet-continu doordat er verschillende tijdsverdichtingen en tijdsprongen inzitten. Dit vond ik prettig lezen omdat het verhaal niet langdradig werd en gewoon op chronologische wijze verteld werd waardoor het makkelijk te volgen was. Het verhaal speelt wordt verdeeld in vijf verschillende episodes. Een episode duurt een dag. De episodes spelen zich af in 1945, 1952, 1956, 1966 en 1981, het verhaal duurt dus ongeveer 36 jaar. Het begin van het verhaal speelt zich af tijdens de eerste wereld oorlog, waarin ook de aanslag op de NSB’er Fake Ploeg plaats vond. De schrijver heeft dit bewust gedaan zodat de lezers zich beter konden inleven op waarom de moord is gepleegd. Het was tenslotte een NSB’er, iemand met racistische gedachten tegen de Joodse bevolking.
Citaat 1: “Eerste episode 1945” (Blz. 13)
“Laatste episode 1981” (Blz. 279)
2b. Het verhaal speelt zich niet op veel plaatsen af. Haarlem is de plaats waar het verhaal zich in het begin afspeelt, en dan met name in de straat waar de familie Steenwijk woont. Ik kon me een goede voorstelling hiervan maken omdat de straat tot in het detail werd verteld. Ik denk ook dat de schrijver dit heeft gedaan zodat er geen verwarring over de belangrijkste gebeurtenis: “de aanslag” ontstaat. De details zijn belangrijk zodat de schuldvraag opgelost kan worden en ik als lezer het me goed voor kon stellen.
Citaat 2: “De klinkers van de rijweg aan de voorkant waren in een visgraatmotief gelegd. Zonder trottoir ging de straat oer in de grasberm, die flauw daalde naar het jaagpad, zodat men daar aangenaam kon liggen.” (Blz. 10) Beschrijving van de stoep voor het huis van Anton, waar Fake Ploeg later komt te liggen.
2c. De vele symbolen en motieven die in het boek voorkwamen vond ik erg lastig. Ik ben al niet erg goed in het herkennen hiervan en dat maakte het voor mij lastig om bepaalde verbanden te zien. Toch vind ik het goed van de schrijver dat hij dit heeft gedaan. Door symbolen te gebruiken krijgt het verhaal een dieperliggende gedachte en is het allemaal niet zo oppervlakkig vertelt. Een van de symbolen die ik wel makkelijk herkende was de dobbelsteen, die meerdere malen in het verhaal terug komt.
Citaat 3: “In die stilte, die de oorlog ten slotte was in Holland, weerklinken op straat plotseling zes scherpe knallen: eerst één, dan twee snel achter elkaar, na een paar seconden het vierde en het vijfde schot. Even later een soort schreeuw en dan nog een zesde. Anton, die juist de dobbelsteen wil gooien, verstart en kijkt naar zijn moeder.” (blz. 18) De zes schoten staan symbool voor de zes getallen die op een dobbelsteen staan. In het begin heeft Anton een dobbelsteen van het spel mens-erger-je-niet in zijn zak gestoken. Ook komt hij als hij in zijn huis in Toscane is nog een keer een dobbelsteen tegen waardoor er weer gedachten bij hem opkomen van de aanslag.
Persoonlijke argumenten
3a. Het onderwerp van het verhaal is de oorlog. Dit is natuurlijk overduidelijk aangezien er word gesproken over het verzet, de hongerwinter en het feit dat de eerste episode zich in 1945 afspeelde. Ook komen er andere oorlogen aan bod zoals de oorlog in Vietnam en de Korea oorlog. Het onderwerp spreekt mij niet zo aan om over te lezen. Het zijn meestal wel spannende boeken maar op de een of andere manier trekt het mij niet zo. Ik denk dat het komt omdat ik meer een fan ben van humoristische en niet van zulke zwaar op de hand liggende boeken. Alsnog vind ik dat de schrijver de periodes wel goed heeft beschreven en duidelijk uitlegde wat er in die tijd aan de gang was. Hongersnood, ondergedoken Joden, bombardementen etc.
Citaat 1: “Hij had honger, maar hij wist dat hij pas de volgende ochtend weer een kleffe grauwe boterham met bietenstroop zou krijgen.” (Blz. 19)
3b. Zoals ik al eerder noemde bij inhoudelijke argumenten is dat ik het boek realistisch vond. Ik heb in dat argument ook het deel beschreven wat ik wél realistisch vond. Naar aanleiding van de recensie dat in het blad: “weerwoord” (bron 4, blz. 2) ben ik van mening dat het boek eigenlijk helemaal niet zo heel realistisch is.
“Deze kompositie van het boek levert voor mij een paar problemen op. Om te beginnen krijgt De Aanslag door deze jaren gedurende rekonstruktie iets kunstmatigs, iets geforceerds. Anton loopt werkelijk iedereen die voor verheldering kan zorgen tegen ’t lijf. Dat is te toevallig om nog toeval te zijn. Je kunt er als lezer haast op zitten wachten. Omdat het boek ophoudt, wanneer Anton alle stukjes van de puzzel heeft, gaat van het boek te veel de suggestie uit dat alle problemen zouden zijn opgelost, als hij de feiten maar eenmaal kent. Dat zou een makkelijke therapie zijn! Natuurlijk is dat niet zo, dat weet Mulisch ook wel en hij probeert er aan te ontsnappen door Anton zo nu en dan emotioneel te laten reageren. Hoewel dit een psychisch proces veronderstelt, blijft het eigenlijke proces – wat beweegt Anton? – wat mistig in dit boek. De standpunten van ieder die hij ontmoet worden duidelijker dan die van hemzelf.” Aldus de onbekende recent van het blad het weerwoord.
Ik vind dat hij wel degelijk gelijk heeft wat betreft de toevalligheid in het boek. Ik vind het wel erg toevallig om nog toeval te zijn. Je weet in het begin van het boek al dat Anton antwoord op zijn vragen zal krijgen. Dat Anton dan ook nog eens de juiste mensen tegenkomt die hem daarbij helpen is wel erg toevallig. Ik vind dat dit de geloofwaardigheid van het boek een beetje te kort doet. Natuurlijk zijn deze toevalligheden belangrijk in het boek want anders kom je als lezer zelf ook niet achter de waarheid, wat ik natuurlijk wél graag wou weten.
Ik heb hier geen citaat bij want dan moet ik het hele boek citeren.
3c. Harry Mulisch heeft een plezierige schrijfstijl vind ik. Er komen niet heel veel moeilijke woorden in voor en de zinsopbouw is ook niet erg lastig. Dit zorgde ervoor dat het boek gemakkelijk en snel leesbaar was. Wel vond ik dat er af en toe een paar vreemde uitspraken in voorkwamen, voornamelijk in het Latijn. Hier stonden dan geen vertalingen bij en uit de context kon ik ook niet goed afleiden wat het nou precies inhield. Vervolgens moest ik dan weer op Internet gaan zoeken naar de juiste betekenis wat mij weer afleidde van het boek. Dit vond ik hinderlijk en ik denk dat de schrijver beter de vertaling eronder had kunnen zetten ter verduidelijking.
Citaat 2: “De gustibus non est disputandum.” (blz. 216)
Vertaling: Over smaak kan niet worden getwist.
Dit is een voorbeeld van zo’n uitspraak die ik niet wist.
Morele argumenten
4a, b. Het boek begint met een motto, wat ik zal citeren.
Citaat 1: “Overal was het al dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan dat.” (Blz. 6)
(Chrisje uit bron 6 op blz. 8 schrijft: Dit citaat van Plinius heeft betrekking op de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 77. Deze uitbarsting zorgde ervoor dat Pompeï onder as en lava bedolven werd. Volgens Plinius was er zo veel as in de lucht, dat het donkerder was dan in de nacht. De aanslag op Ploeg heeft voor de familie Steenwijk en hun huis net zo’n verwoestende werking. Bovendien komt er op verschillende plaatsen in De aanslag as voor: zo begint de tweede episode met de vermelding dat er nog jarenlang as uit de hemel zal neerdalen. Dit is een vooruitwijzing naar het feit dat Anton zijn hele leven met de aanslag op Ploeg bezig is. Als Ploeg jr. zijn kei door de spiegel gooit, ploft er een wolk as uit de kachel. ‘As’ is het symbool van de vergankelijkheid: als iets er niet meer is, is er slechts as over en aan as kun je niet meer zien wat het ooit geweest is. De roman eindigt met de woorden: zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is.
Een ander moraal van het verhaal is denk ik dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor wat hij of zij doet, maar dat hij of zij niet verantwoordelijk is voor de reacties van anderen die daarop volgen. Schuld kan niet worden afgeschoven, zoals de Duitsers door de schuld voor hun represailles bij het verzet te leggen. Een ander moraal is dat iedereen gevangen blijft in zijn eigen verleden en dat je daar niet aan ontkomt hoe ver je het ook probeert weg te stoppen.
4c. Ik ben het eens met de schrijver. Iedereen is ook verantwoordelijk voor wat hij of zij doet maar aan de reacties van anderen kan de verantwoordelijk meestal niets doen. Misschien nadenken over wat hij of zij zegt of doet en wat de eventuele gevolgen daarvan zijn. In dit geval was Fake Ploeg een NSB’er wat er dus uiteindelijk voor gezorgd heeft dat hij gedood werd. Hij heeft ervoor gezorgd dat vele Joden zijn opgepakt en vervolgens zijn geliquideerd. Hij is er zelf niet verantwoordelijk voor dat hij vermoord werd, dat kon hij ook niet weten.