Selecteer een pagina

2 Vrede, hoop en nieuwe dreiging

2.2 Van foxtrot tot gaarkeuken

Groot deel v. bevolking profiteerde van snelle groei v.d. productiviteit na W.O.I.; steeds meer mensen kochten apparaten zoals radio en auto.
Bedrijven lieten klanten vaak op afbetaling kopen  westerse consumptiemaatschappij.

Toegenomen welvaart bleek uit
– massaconsumptie
– massavermaak (productieverhoging  hogere lonen en kortere werktijden  meer vrije tijd)

Berlijn: centrum van grote culturele bloei tot 1933.

‘Roaring twenties’ of ‘Fabulous twenties’: alles leek mogelijk  (voor beperkt deel van de bevolking) zeer uitbundige levensstijl (geen zedigheid en soberheid meer).

De twenties waren niet het einde van armoede, econ. crisis 1929 maakte het leven zwaarder, veel werklozen+gezinnen in periode van honger en ellende, aangewezen op gaarkeuken.
Crisis deed toegenome welvaart niet geheel teniet: meerderheid van beroepsbevolking die haar baan behield ging er in de jaren ’30 – na een korte inzinking – nog steeds op vooruit.

2.4 De Verenigde Staten

VS rijker dan ooit tevoren door W.O.I. en had GB verdrongen van positie als belangrijkste geldschieter ter wereld.
Nieuwe rijkdom leidde niet onmiddellijk tot grotere invloed in de wereldpolitiek aangezien VS een buitenlandse politiek van isolationisme voerde.

Wilson had tijdens vredesonderhandelingen opgeroepen tot tolerantie en verdraagzaamheid, maar in VS was daar geen sprake van:
– krachtig nationalisme: echte Amerikanen waren blanke vaderlandslievende protestanten van West-Europese afkomst
– haatgevoelens en discriminatie richting joden, katholieken, negers en arme immigranten uit Azië en Zuid- en Oost-Europa
– jacht op socialisten en communisten vanwege paniek door Russische revolutie

1920 Productie en verkoop alcoholhoudende dranken verboden bij wet ( regering wil verslaving, geldverkwisting + misdaad aanpakken maar lukt niet)
Drooglegging was gouden tijd voor georganiseerde misdaad + gangsters.

Moeilijke tijd voor boeren: overproductie doordat ze in W.O.I. ook voor Europa
moesten produceren  prijsdaling  export stagneerde.

Amerikaanse overproductie in landbouw + industrie  Econ. crisis 1929:
> 100.000 bedrijven failliet.
President Hoover grijpt niet in, crisis moest uitzieken.
Hoovervilles: krottenwijken waar slachtoffers van crisis onderkomen zochten.

1932 Democraat Franklin Roosevelt wordt president.
New Deal:
– agrarische en industriële productie terugbrengen en daarmee te prijzen te beheersen
– banken onder scherpe controle
– verschillende sociale wetten (geen kinderarbeid, werkweek van 35uur, verpl. verzekering werkloosheid, oudedagsvoorziening
 ‘welfare state’

Ophef over New Deal:
Iedereen moest voor zichzelf zorgen en VS was juist sterk geworden door vrije concurrentie.
Maar Roosevelt werd door armen massaal gesteund  3x president.
Roosevelt slaagde er niet in Amerika uit crisis te trekken.

2.6 Wereldmachten op hun retour

GB was verzwakt uit strijd gekomen maar had wel een groter rijk:
+ Jordanië, Irak en Palestina.
 veel problemen

Problemen van GB met Palestina:
Balfour (1917): Palestina wordt voor joden  joden trekken naar Palestina vanwege antisemitisme  Arabische bevolking wil Palestina zelf houden  strijd

Problemen van GB met kolonie India:
Hindoestaan Gandhi riep op tot geweldloos verzet tegen Britse overheersing  verwarring binnen Engelse regering.

Problemen van GB met kolonie Ierland:
Onafhankelijkheidsbewegingen gebruikten geweld  GB weet niet wat ze moet doen  harde onderdrukking helpt niet  1921 GB geeft zich gewonnen dus Ierland werd Vrijstaat met volledig zelfbestuur (alleen noorden van eiland bleef Brits).

Frankrijk:
+ Libanon en Syrië
 problemen door onafhankelijkheidsbewegingen in koloniën

Frankrijk:
Gezagsstrijd in land zelf vanwege opkomst fascistische partijen die demonstraties tegen parlementaire systeem organiseerden  socialisten+communisten+liberalen verenigen zich in een volksfront
1936 Volksfront behaalt overwinnig, Léon Blum wordt eerste sociale premier van Frankrijk:
– werkweek van 40uur
– doorbetaalde vakantiedagen
– weigering steun bieden aan geestverwante Spaanse Volksfrontregering die zich verzette tegen fascistische revolutie o.l.v. Franco
 ondernemers tegen het beleid en belegden geld liever in het buitenland  tekort op betalingsbalans  productiedaling  prijsstijging.

1937 Einde kabinet Blum, conservatieve regering aan de macht

3 Van Grote Alliantie naar Koude Oorlog

3.1 De Tweede Wereldoorlog

1 sept. 1939 Hitlers troepen trekken Polen binnen om ‘Lebensraum’ te vergroten  begin W.O.I.

3 sept. 1939 Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog maar gaan niet tot militaire actie over.

16 sept. 1939 Rusland valt Polen in het oosten binnen.

1940 Denemarken, Noorwegen, België en Nederland werden door Duitsland veroverd.
Duitsland voerde bombardementen uit op burgerdoelen om landen tot overgave te dwingen (bv. bombardement op Rotterdam).

mei 1940 Duitse troepen dringen diep in Frankrijk binnen.
juni 1940 Frankrijk geeft zich over.

Engeland (o.l.v. Winston Churchill) stond er alleen voor.

1941 Twee bondgenoten voor Engeland:
– Rusland (Duitsland was Rusland binnengevallen)
– VS (Duitse bondgenoot, Japan, viel Pearl Harbour aan)
 Grote Alliantie

eind 1942 Grote Alliantie wint geleidelijk aan terrein:
– Russische krachtinspanning was enorm; telkens vervangen van de vele gesneuvelde soldaten
– Amerikaanse economische kracht en technische uitvindingen op het gebied van decodering en communicatie waren essentieel

7 mei 1945 Duitsland geeft zich over, maar Japan blijft in Azië doorvechten.
Na aanval op Pearl Harbour bleef Japan hardnekkig doorvechten en had dus veel grondgebied gewonnen  Japan werd jaren door het Amerikaanse leger steeds verder teruggedrongen.

aug. 1945 Amerika bombardeert met atoombom Nagasaki en Hiroshima  Japan capituleert

3.2 De gewapende vrede

25 april 1945 Amerikaans leger bereikt sovjetlinies ten zuiden van Berlijn.
Broederschap snel verdwenen: ideologische verschillen die door de oorlog onderdrukt waren kwamen weer naar boven.

Russen verafschuwden kapitalisme en waren bang dat het Westen uit was op het
vernietigen van hun communistische staat.
Stalin drong tijdens W.O.II lange tijd aan op opening van een tweede front tegen
Duitsland om zo de strijd van de Russen aan het oostfront te verlichten 
geallieerden weigerden, volgens Stalin omdat ze hoopten dat de fascisten en
communisten elkaar aan het oostfront zouden afmaken.

Geallieerden beschouwden communisme als gevaarlijke totalitaire ideologie en waren
bang dat Rusland d.m.v. de oorlog de invloed in Oost-Europa wilde versterken.

Na oorlog werden Duitsland + Berlijn in 4 stukken verdeeld en bezet door Engeland,
Amerika, Frankrijk en de Sovjetunie.
Russen: communistische zone  BRD
Westerse landen: democratie herstellen en Duitsland op kapitalistische wijze
opbouwen  DDR

1961 Muur om Russisch deel van Berlijn

Sovjetunie had grip op Oost-Europa verstevigd: overal communistische regeringen
aan de macht.

1949 NATO: militaire alliantie van West-Europa, Amerika en Canada
Warschaupact: militair verdrag Sovjetunie met Oost-Europese landen
 vijandige verhouding  Koude Oorlog, steeds zwaardere bewapening van beide blokken

1949 Rusland heeft ook een atoombom.

1950 Noord-Korea (onder Russische invloed) valt Zuid-Korea binnen  Zuid-Korea krijgt hulp van Amerikaanse troepen  Noord-Korea krijgt steun van Sovjetunie en China
1953 Wapenstilstand

1962 Russen waren bezig kernraketten op Cuba te installeren.
Kennedy zorgde voor blokkade om Cuba zodat Russische schepen het eiland niet meer konden bereiken en dreigde met oorlog. Chroesjtsjov gaf toe.

Functioneren van Verenigde Naties (oprichting 1945) werd door Koude Oorlog
belemmerd. Verenigde Naties hadden een Veiligheidsraad wanneer er in geval van
conflict snel gereageerd moest worden. Sovjetunie, VS, Engeland, Frankrijk en China
kregen hierin een permanente zetel + vetorecht (tegenhouden van besluiten). VS en
Rusland blokkeerden voortdurend elkaars besluiten omdat ze het nooit eens waren 
VN werden vaak lam gelegd.

3.6 De ondergang van de koloniale rijken

Koloniale rijken werden na W.O.II in hoog tempo ontmanteld.
Oorzaken:
– nationalisme in koloniën
– VS en Sovjetunie keurden kolonialisme af:
VS was eens zelf een kolonie en Sovjetunie zag kolonialisme als een uitwas van het kapitalisme. Bovendien hoopten ze nieuwe bondgenoten te vinden onder de nieuwe zelfst. staten (Koude Oorlog).
– verdeeldheid binnen Europese landen zelf:
steeds meer mensen wezen overheersing van het ene volk door het andere af en pleitten voor afschaffing van koloniale verhoudingen.

Dekolonisatieproces voltrok zich in twee golven.
Eerste golf, vlak na W.O.II:
– koloniën in Azië verwerven onafhankelijkheid
Tweede golf, jaren ’60:
– bijna alle landen in Afrika werden zelfstandig (nationalistische bewegingen moesten soms harde strijd leveren om koloniale mogendheid ’t land uit te werken)
– 1947: Engeland trekt zich vrijwillig uit India terug, maar Nederland, Frankrijk en Portugal verdedigen hun posities met geweld.
– 1949: Nederland geeft Indonesië op
– 1954: Frankrijk verliest Indo-China (Vietnam, Laos en Cambodja)
– 1962: Frankrijk verliest Algerije
– 1974/1975: Portugal verleent Angola, Mozambique en Guinea zelfstandigheid

Problemen in onafhankelijk geworden staten:
– niet de voorspoed waarop ze gehoopt hadden, ze bleven in economisch opzicht ondergeschikt aan het Westen: grootste winsten vloeiden in Europa waardoor levensstandaard in voormalige koloniën laag bleef
– bevolkingssamenstelling: door willekeurigheid waarmee de Europese mogendheden tijdens het imperialisme grenzen hadden getrokken, waren volken/stammen nu over meerdere staten verdeeld of werden ze gedwongen in 1 staat te leven  onenigheid, bloedige conflicten

Midden-Oosten

Engeland probeerde Arabische landen te vriend te houden d.m.v. beperkte grensopenstelling van Palestina voor joden.

1947 Verenigde Naties stellen voor Palestina in tweeën te delen, maar Arabieren verwerpen het voorstel

mei 1958 Engelsen trekken zich terug uit Palestina en joden roepen de staat Israël uit.
 oorlog tussen Israëli’s en Arabieren  Israël wint, maar verschillende keren brak opnieuw oorlog uit.
Israël handhaaft zich en breidt grondgebied flink uit.
1987 Intifada: opstand onder Palestijnen onder bestuur van Israël.

begin ’90 Onderhandelingen tussen Palestijnen en Israëli’s: Palestijnen kregen zelfbestuur in Gazastrook en Westelijke Jordaanoever.