• Een blokmassa is de modelvoorstelling, die je van een voorwerp kunt maken als de vorm en de grootte niet van belang zijn, maar de massa wel. Een ander woord ervoor is puntmassa.
• Alel krachten op een blokmassa hebben hetzelfde aangrijpingspunt
• Een systeem bestaat uit één of meer voorwerpen, die samen een geheel vormen.
• Uitwendige krachten zijn krachten die van buiten af op het systeem werken.
• Inwendige krachten werken op voorwerpen binnen het systeem.
• Evenwicht van krachten betekent dat de resulterende kracht op een systeem gelijk is aan nul. Bij een systeem in rust is de resulterende kracht gelijk aan nul.
• Een vector(grootheid) is een grootheid waarvan de richting en grootte van belang zijn. Er staat een boven het symbool van de grootheid.
• een scalar (scalaire grootheid) heeft alleen een grootte.
• Op een voorwerp dat op een ondergrond ligt, werken tenminste twee krachten: de zwaartekracht en de normaalkracht
• De zwaartekracht is altijd verticaal naar beneden gericht.
• De normaalkracht staat altijd loodrecht op de ondergrond.
• Een kracht kun je ontbinden in componenten. De resultante van de componenten is de oorspronkelijke kracht.
• Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp op een helling ontbinden in twee componenten, één loodrecht op en één langst de helling.
• Er geldt: aRz // = Fz * sin α
• En Fz,loodrecht = Fz * cos α
• Hoek α is de hoek die de helling maakt met een horizontaal vlak.
• Een kracht op het ene voorwerp wordt altijd uitgeoefend door een ander voorwerp
• Bij het tekenen van krachten wordt alleen de kracht getekend op het voorwerp dat we onderzoeken. Veel voorkomende krachten zijn: zwaartekracht, veerkracht, normaalkracht, spierkracht, spankracht en wrijvingskracht.
Arbeid
• Er wordt arbeid op een voorwerp verricht als een resulterende kracht tijdens de verplaatsing van een voorwerp werkt:
• W= Fres * s als de vectoren F en s gelijk gericht zijn
• W= -Fres 8 s als de vectoren F en s tegengesteld gericht zijn.
• W= arbeid(N*m) Fres:grootte resulterende kracht(N) s:grootte verplaatsing(m)
• De kinetische energie van een voorwerp is gelijk aan: Ek = ½ m * v2
• Ek: kinetische energie(J) m: massa voorwerp(kg) v:snelheid voorwerp(s)
• Voor alle bewegingen van voorwerpen langs een rechte lijn geldt:
• W=ΔEk met W= Fres * s en ΔEk = Ek, na – Ek, voor = ½ mv22 – ½ mv12
• Als W>0 dan neemt kinetische energie toe
• Als W = 0 dan is kinetische energie constant
• Als W< O dan neemt de kinetische energie af.
• Energie bezitten, betekent arbeid kunnen verrichten. Door die arbeid kan de energie in een andere soort omgezet worden en/ of kan energie op een ander voorwerp worden overgedragen
• Afgesproken is, dat de hoeveelheid energie die tijdens het verrichten van arbeid wordt omgezet, ΔE, precies even groot is als de arbeid W. Het gevolg van deze afspraak is dat voor de eenheden geldt: 1J = N*m
• Als de richting van de resulterende kracht loodrecht staat op de richting van de verplaatsing, dan blijft de kinetische energie constant. Er wordt geen arbeid verricht.
• De arbeid verricht door de resulterende kracht op een voorwerp is gelijk aan de som van de hoeveelheden arbeid, verricht door iedere kracht afzonderlijk.
• Wtot = Fres * s* cos α W: arbeid in N*m of J
Fres: resulterende kracht in N
s: verplaatsing in m
α: hoek tussen verplaatsing en resulterende kracht
•
• Wtot = ΣW
• Volgens de wet van behoud vanenergie is de totale hoeveelheid energie gelijk, ook al verandert de soort of de plaats
• η= ( Enuttig / Ein ) * 100%