Hoofdstuk 9 arbeid, moment en warmte
• Bij de ideale overbrenging blijft de arbeid gelijk
• Het moment M van een kracht ten opzichte van een draaipunt S
• M = F * r
• M: moment in N * m
• F: de kracht in N
• R: de kracht arm in m, de loodrechte afstand van werklijn tot draaipunt
• Het moment van de spierkracht die bij een punt A op de hefboom uitgeoefend wordt, is even groot als het moment van de kracht die de hefboom bij een ander punt B uitoefent
• Een katrol is tezien als een soort hefboom
• De moment wet luidt in evenwichts situatie: M1 + M2 = 0
• Een voorwerp dat in rust is of met een constante snelheid beweegt, is in evenwicht. Dan gelden twee evenwichtsvoorwaarden:
• Mres = ΣM = 0
• Fres = ΣF = 0
• Alle zwaarte kracht kan ‘verzameld’ worden in het zwaartepunt (ook wel massamiddelpunt)
s
• Door een goede vormgeving is bij dezelfde constante snelheid de wrijvingskracht kleiner. Een kleinere aandrijvende kracht volstaat om met deze constante snelheid te rijden. De arbeid die de aandrijvende kracht over dezelfde afstand verricht is minder. Met hetzelfde rendement is Ech minder.
• P = W / t = F * s / t = F * v
Niet te vergeten
• Soscastoa voor het berekenen van armen en dergelijke.
• W = ΔEk
• Ek,nieuw = Ek, + ΔEk
• Ek = ½ mv2
• QFw = W = Fmotor *s
• A = Fres / m
• Eveer = ½ Cu2
• E = m*g*h
• Q = Ev – Ee
• η = (nuttige energie / toegevoerde energie) * 100%