Bronvermelding
Brouwers, Jeroen-. Bezonken rood. Uitgeverij Eldorado, Amsterdam, 2007. 29e druk
Inhoud
De ik-figuur, Jeroen van 5 jaar, brengt WO II samen met zijn moeder, zusje en grootmoeder door in het vrouwenkamp Tjideng in Batavia. Zijn vader is krijgsgevangene in Japan en zijn twee oudere broers zitten in een mannenkamp op Java. Het is een afschuwelijke tijd. De vrouwen worden mishandeld en verkracht en er is bijna nooit iets te eten. Martelingen en dood behoren tot de orde van de dag, beelden die Jeroen zijn hele leven met zich mee zal moeten dragen. Jeroen en zijn moeder hebben een sterke band tijdens de kamptijd. Zijn moeder belooft hem nooit te verraden. Zijn moeder houdt een keer voedsel achter, wordt betrapt en vreselijk mishandeld door de kampleider Kenitji Sone. Vanaf dat moment houdt de jongen niet meer van haar. Als de oorlog afgelopen is wordt het gezin weer herenigd. De familie keert terug naar Nederland. Daar wordt de jongen door zijn ouders in een pensionaat gestopt. Na verloop van tijd verwatert het contact tussen beiden. Als de ik figuur eind januari 1981 verneemt dat zijn moeder gestorven is voelt hij geen verdriet, hij voelt niets. Hij gaat ook niet naar haar crematie en hij wil niet dat zijn naam op haar overlijdensprentje vermeld wordt. Als de schrijver 36 is leert hij Lisa kennen. Lisa is een lerares in het stadje xxx , hij wil bij haar rust vinden omdat hij haar wil zien als 2e moeder, maar hij kan niet van vrouwen houden omdat hij toen hij kleuter was heeft geleerd dat vrouwen mishandeld moeten worden. Een paar maanden voor de dood van zijn moeder ziet hij Lisa weer en als zijn moeder sterft wacht hij langs de telefoon dat zijn moeder belt met de stem van Lisa.
Mening
Dit is mijn mening. Stukjes die gewoon geschreven zijn, maken deel uit van mijn voorlopige mening. Onderstreepte stukjes zijn mijn definitieve mening.
Inhoudelijke argumenten
In het boek wordt veel beschreven hoe mager de mensen er wel niet uitzien in de jappenkampen. De uiterlijke van alle mensen worden verder niet zo beschreven, behalve dan dat heel veel vrouwen kaal zijn, geschoren door de jappen. Dit wordt naar mijn idee bijna elke keer weer herhaald als er een stukje over een jappenkamp geschreven wordt. In het begin vond ik dat juist goed. Zo werd je een beetje gedwongen je voor te stellen hoe het daar er uit gezien moest hebben. Maar op een gegeven moment wist ik het wel dat alle vrouwen er uitzagen als een plank, bijna geen borsten of billen meer hadden.
Ik snap de functie van Liza in het verhaal niet zo goed. Ze komt naar mijn idee zomaar in het verhaal. Er wordt ook niet zoveel over haar verteld. Hij is haar een keer tegen gekomen, en daarna is hij een aantal dagen bij haar gebleven. Vlak voor de dood van zijn moeder komt hij haar weer tegen. Na de dood van zijn moeder denkt hij een aantal keer aan haar, terwijl hij zegt dat hij niet van haar houdt. Liza wordt wel steeds in verband met zijn moeder gebracht. Als hij aan zijn moeder moet denken, denkt hij ook vaak aan Liza. Of verschijnt een visioen van zijn moeder, gecombineerd met Lisa voor hem. Ik haal niet helemaal de functie hiervan uit het verhaal. Ik hoop dat ik dat in de naslagwerken kan vinden.
De ‘gewone’ vrouw (met allerlei goede en minder goede eigenschappen) tegenover de ideale, bijna goddelijke vrouw (= Liza). Liza is een symbolische figuur die sterk aan Maria doet denken (de kleur blauw, erenamen als ‘Morgenster’, ‘Heil van de zieken’, ‘Troosteres van de bedroefden’). Liza woont boven de klokkenwinkel; ze staat dus boven de tijd. De moeder is de ‘gewone’ vrouw; als er over haar gesproken wordt, spelen de tijd en het tijdelijke een grote rol. (uittrekselbank, Bezonken rood)
Ik kwam in meerdere naslagwerken tegen dat Liza een symbolisch figuur is. Nu snap ik het wel beter. Daardoor moet hij ook zo vaak aan haar denken in combinatie met zijn moeder.
Wat ik raar vond toen ik het boek las, was dat wel een paar keer kort gezegd wordt dat hij een vrouw en een dochter heeft en ook een keer dat hij oudere kinderen uit een eerder huwelijk heeft, maar daar wordt verder helemaal niet op in gegaan. Je leest helemaal niets over hen. Waarschijnlijk zal het minder belangrijk zijn voor het verhaal, maar je leest wel over Liza. Waarom lees je dan niets over zijn vrouw? En hoe is zijn relatie met zijn vrouw? Kan hij nog normale relaties hebben na zijn eigenlijk verpeste relatie met zijn moeder. En is hij wel een beetje een vader voor zijn kinderen? Want op die jonge leeftijd heeft hijzelf natuurlijk ook geen vader gehad. Dit zijn vragen die bij mij opkwamen, maar niet beantwoord worden in het boek. In het begin van het boek dacht ik ook dat hij alleen was. Want er wordt heel weinig over zijn leven nu verteld. Je weet dus dat hij getrouwd is en kinderen heeft en pillen slikt, maar meer weet je eigenlijk niet. Ik had wel meer willen weten over zijn leven nu, welke invloed zijn tijd in het jappenkamp gehad heeft.
In het boek wordt ook niets beschreven over de relatie met zijn vader. Dat vind ik raar want ik kan mij voorstellen dat hij zeker in het begin niet echt een band met zijn vader heeft, want hij kent ze vader eigenlijk nog helemaal niet. Rond zijn zesde komt hij uit het kamp en volgens mij is hij het kamp ingegaan toen hij nog niet echt herinneringen kon hebben. Dat lijkt me dan heel raar als je opeens met iemand moet gaan samenleven die je niet echt kent, maar wel zo dichtbij je staat. Waarschijnlijk heeft die vader een minder grote rol in zijn leven gespeeld en is het ook minder van belang voor het verhaal, maar toch vind ik het wel een beetje vreemd.
Over zijn vader kwam ik verder ook niks in de naslagwerken tegen. Waarschijnlijk is het gewoon niet van belang, omdat het boek vooral over zijn moeder gaat.
Ik vond het thema van het boek mooi en zielig. Het thema is naar mijn idee het verliezen van je moeder. In het boek gaat de moeder van Jeroen ook echt dood. Maar eigenlijk vind hij dat hij zijn moeder al ver daarvoor is verloren, namelijk in het jappenkamp. Daar is hij opgehouden met van haar te houden. Dit is een heel treurig thema. Maar ik vind het wel mooi beschreven in het boek. Want helemaal verloren is hij zijn moeder niet in het jappenkamp. Dat merk je aan zijn reactie als zijn moeder dood gaat. Het kan hem toch nog meer schelen dan hij dacht, hij neemt dan zelfs nog op zijn eigen manier afscheid van haar.
Ga jij nu weg uit mij, – ook jou hoef ik niet langer te onthouden. Ik ben ‘niet lief’, ik ben ‘hard’ en ‘bitter’, ik ben ‘gevoelloos’. Ik ben ziek van levenshaat, mensenhaat, vrouwenhaat. Ik ben ziek van angst. Men is met mij verkeerd verbonden. Hoor mij. Verhoor mij. Bid voor mij. Ontferm u over mij.
Ketemoe lagi. (blz. 147)
Dit is een stukje uit zijn afscheid van zijn moeder. Hij is dan alleen in de bossen als hij dit zegt. Ik vind het mooi om te lezen dat hij toch wel op zijn eigen manier nog afscheid van haar wil lezen. Dit stukje is verder eigenlijk heel triest. Als je over jezelf moet zeggen dat je zo vol zit met haat en dat je niet lief bent.
Structurele argumenten
Ik snapte niet altijd de tijd en volgorde van het boek, ik vond het een beetje vreemd opgebouwd. Er zijn 3 tijden: Tijdens de oorlog, nu en zes, zeven jaar eerder. Als de hoofdpersoon over de oorlog verteld is het duidelijk welke tijd het is. Maar vooral nu en zes, zeven jaar eerder zijn naar mijn idee niet zo duidelijk aangegeven, dat ik soms niet snapte in welke tijd het zich nou afspeelde. Zo wist ik niet toen ik het boek las of zijn moeder nu of zes, zeven jaar eerder was doodgegaan en wist ik ook niet wanneer hij Liza weer voor de 2e keer zag. Dat vond ik niet zo fijn met lezen. Af en toe probeerde ik het terug te zoeken, maar dan was het soms nog steeds niet duidelijk voor mij. Hierdoor kon ik het verhaal ook wat minder goed volgen en dat vond ik lastig. Zoals ik het nu voor ogen heb is de moeder in het nu doodgegaan en heeft hij Liza voor de eerste keer zes, zeven jaar geleden ontmoet.
Gelukkig was ik niet de enige die dit vond.
Bezonken rood was voor mij een boek dat een beetje rommelig was. Ik vond het moeilijk goed bij te houden waar ik nou precies zat.
(http://educatie-en-school.infonu.nl/samenvattingen/2098-boekverslag-bezonken-rood.html)
Dit vond ik precies hetzelfde. Na het lezen van alle naslagwerken is mijn mening hierover ook niet veranderd. Het leest gewoon vervelend als je het boek niet goed kan volgen. Ik denk niet dat dit de bedoeling van de schrijver was, maar ligt het gewoon aan deze leerling en aan mij.
Ik vind het Ik-perspectief wel goed bij het boek passen. de schrijver is ook de hoofdpersoon uit het verhaal, het zijn zijn eigen herinneringen en ervaringen. Dat wil nog niet zeggen dat alles waar is. Als er voor een personaal-perspectief was gekozen, was het misschien wat minder waar gebeurd overgekomen. Als een schrijver over zichzelf in de derde persoon gaat schrijven, kan dat toch een beetje raar overkomen. Door het ik-perspectief vind ik dat je ook meekijkt door de ogen van het personage. Dan kan je makkelijker je voorstellen wat hij ziet, voelt en ervaart.
Ik vind de ruimtes in het jappenkamp wel goed beschreven. Ik kon me een voorstelling maken van de ruimtes die beschreven werden. Ik vind wel dat je dat nodig hebt bij dit boek. Anders is het volgens mij veel moeilijker voor te stellen hoe erg het in zo’n jappenkamp was. Wat zo’n klein jongetje allemaal doorstaan moet hebben en wat voor effect het bij hem gehad heeft. Ook de martelingen of sommige andere gebeurtenissen in het kamp werden goed beschreven vond ik. Niet te gruwelijk, maar wel zo dat je er een voorstelling bij kon maken.
Mijn moeder en de ander vrouw begonnen aan mijn grootmoeder te sjorren, haar in ieder geval weer overeind te krijgen, in welke houding dan ook: ze deden dit terwijl ze doorgingen met kikkeren en kwaken. De grootmoeder wist nog op haar knieën te gaan zitten, haar achterwerk op haar enkels, haar met hansaplast, touwtjes en stukjes ijzerdraad bijeengehouden bril leek mij nu wel definitief kapot te zijn, er stroomde bloed uit haar neus en mond, dat tussen de bloemetjes op haar jurk viel. Tot kikkeren kwam zij niet meer, ze liet zich voorover vallen, en begon, steunend op haar ellebogen, haar gezicht in haar handen, hulpeloze heen- en weergaande hobbelbewegingen te maken, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. (blz. 101)
Dit citaat hierboven vind ik goed beschreven. Als ik dit lees zie ik voor mij hoe de grootmoeder een moeite moet doen om weer overeind te komen, om er voor te zorgen dat ze niet wordt afgeranseld door de jappen. Door dit soort beschrijvingen vind ik het duidelijker worden hoe erg het was in zo’n kamp.
Persoonlijke argumenten
Ik vond het boek op zich makkelijk weglezen, maar ik vond niet dat de schrijver echt een plezierige stijl van schrijven had. Ik vond het soms vage, rare en lange zinnen, die ik af en toen niet zo goed begreep.
Ik ben in een doolhof die bestaat uit toneeldecors, de zetstukken wankele, in alles om mij heen ontstaan webvormige scheuren, bij voorbeeld in de spiegel of de spiegelruit waar ik opeens voor sta en die mijn gestalte maar niet mijn gezicht weergeeft: in mijn schaamhaar hangt het lijkje van een vlieg. (blz. 84)
Zoals deze zin. Ik snap dan niet echt wat hij met het eerste deel van de zin bedoeld. Vooral als hij niet over de oorlog schrijft, vind ik het taalgebruik gelijk veel vager worden.
Dit is een mening die gewoon blijft. Dat ligt erg aan de persoon die het leest, hoe ontwikkeld hij als lezer is, van wat voor boeken en van wat voor stijl hij houdt. De manier waarop je een boek geschreven vindt veranderd niet zo snel door naslagwerken te lezen.
Ik kan wel meevoelen met de hoofdpersoon, althans hij beschrijft het zo dat ik alles wel voor me kan zien gebeuren, en dus ook de afschuw van hem kan voelen. Maar als hij schrijft over het ‘nu’, dan kan ik het minder goed. Door vaag taalgebruik, snap niet helemaal hoe het verhaal gaat. Ik vond het dan lastig om goed te begrijpen wat hij allemaal bedoelde. Hij beschrijft dan veel meer een gevoel of een gedachte dan het verhaal. Ik werd daar af en toe wel een beetje gek van. Dan moest ik twee keer een zin lezen om te snappen wat er stond en begreep ik dan soms nog niet wat hij er nou mee bedoelde. Het verhaal van het ‘nu’ is dan ook minder blijven hangen dan het verhaal in de oorlog.
Het onderwerp, over de oorlog en het Jappenkamp, van het verhaal staat me wel aan. Ik heb de 2e wereldoorlog altijd interessant gevonden. En hoe zo’n ervaring door kan werken in de rest van je leven. Ik denk dat ik het deels ook zo interessant vind om te lezen, omdat ik het mij gewoon niet voor kan stellen. Oorlog en alle dingen die je dan niet mag of kan, maar vooral de kampen en hoe het er daar aan toe ging. Ik kan het met niets van nu vergelijken, zeker niet met dingen die ik ken of meemaak. Door verhalen er over te lezen wordt het toch iets beeldender en duidelijker voor je gemaakt. Ik vind wel dat ook kinderen van nu moeten weten hoe het was in de oorlog. Hierdoor besef je ook beter wat een geluk jij eigenlijk hebt dat je hier nu in zo’n omgeving mag en kan leven. Dat het niet allemaal zo vanzelfsprekend is.
Morele argumenten
Het morele argument wat naar mijn idee in het boek zit, is wat voor trauma’s een oorlog kan hebben en hoe dat door kan werken verder in je leven. Zeker in het begin van je leven kan dit nog een grotere invloed hebben. Het kan er voor zorgen dat je andere normen en waarden krijgt. Want je weet niet beter als je nooit anders hebt meegemaakt. Je kan het die kinderen dan ook niet echt kwalijk nemen. De hoofdpersoon moet als hij tien jaar is, naar een internaat. Hij gedraagt zich namelijk volgens het gewenste gedrag. Maar als jij de eerste jaren van je leven alleen maar dood, verderf en geweld hebt gezien, is het ook moeilijk om te weten wat normaal is. Misschien had zijn moeder wat meer kunnen zeggen dat wat nu het dagelijks leven is, niet normaal is, maar dan is het alsnog moeilijk te weten wat dan wel normaal gedrag is.
De Jap trapt haar met zijn spijkerlaars in haar kruis.
Met nog een paar andere kinderen loop en huppel in mee, schaterend bij het zien hoe de vrouw met haar gezicht in een hoop drek wordt geduwd. Uitzinnig gonzend pakken de vliegen zich samen op haar gezicht en kaalgeschoren hoofd en op de bloedende plek tussen haar benen waar de Jap haar blijft trappen.
Om dit huppelen en schateren en gretig toezien geef ik mijzelf tot op de huidige dag klappen in het gezicht, steeds als het afgrijselijke filmbeeld in mijn geheugen terugkeert, – toen wist ik niet dat het afgrijselijk was en ikzelf van de afgrijselijkheid deel uitmaakte. (blz. 61)
Hier geeft de schrijver zelf ook heel duidelijk weer dat hij niet beter wist. Dan kan je het kinderen ook niet kwalijk nemen dat ze zo doen. Het is goed dat hij later heeft geleerd dat het niet normaal is dat zulke dingen met mensen worden gedaan. Maar toch heeft hij er een zekere soort trauma aan overgehouden, iets wat er niet helemaal uitgesleten is. Hij vindt namelijk dat vrouwen mishandeld moeten worden. Ik vind dat raar. Hierboven geeft hij aan dat het verschrikkelijk is wat er met die vrouwen gebeurd. Maar vervolgens zegt hij zelf een paar keer dat hij vindt dat vrouwen, en dan vooral Liza, mishandeld moeten worden. Waarom vindt hij dit nog steeds? Terwijl hij verder wel de geldende normen en waarden bijgeleerd heeft. Ik snap dat niet zo goed.
Het lichaam van Liza was vol borsten, Liza moest wreed worden gemarteld, Liza moest pootje na pootje en vleugeltje na vleugeltje uit het lichaam worden gescheurd terwijl zij gedurende deze marteling volledig bij bewustzijn bleef. (blz. 75)
Dit is één van de stukjes waarin hij zegt dat Liza mishandeld moet worden, en hoe dat moet gebeuren. Ik snap niet waarom hij dat vindt. Misschien omdat vroeger vrouwen waar hij van hield mishandeld werden. Dat hij daarom vind dat het ook met Liza moet gebeuren.
Over de moraal van het verhaal heb ik niet zo veel kunnen vinden. Ik blijf daarom bij mijn mening, omdat ik geen ander idee heb gekregen. Volgens sommige naslagwerken heeft Jeroen Brouwers dit boek geschreven om de dood van zijn moeder te verwerken. Dan is het meer een hulp voor de schrijver dan dat de schrijver een boodschap wilde overbrengen.
Uitwerking themaonderzoek Bezonken rood
Hoe is het karakter van de hoofdpersonen aan het begin van het boek?
Hoe is het karakter van de hoofdpersonen aan het eind van het boek?
Het boek speelt zich in drie tijden af. Het begint en eindigt in het ‘nu’, wat maar ongeveer een week duurt. Het karakter is aan het eind daarom niet heel veel anders dan aan het begin van het boek. Dat is ook niet zo gek. Bijna niemand kan in een week een grote karakterontwikkeling doorgaan. Je kan wel inzien dat je iets anders wil en dat je het gaat proberen anders te doen, maar dan ben je niet in één keer veranderd. Of je maakt een grote gebeurtenis mee waardoor je ook langzaam veranderd. Maar ik kan me niet voorstellen dat je van de één op de andere dag een grote karakterontwikkeling doormaakt. Daarom is het karakter van Brouwers niet veranderd.
Speelde de persoon die doodgaat een grote rol in het leven van de hoofdpersoon?
Niet in het hele leven van Brouwers. Tijdens het ‘nu’ speelt de persoon die doodgaat, de moeder van de hoofdpersoon, geen grote rol in zijn leven.
Ik zou het adres waar ze woonde niet weten te vinden, ik weet ook niet hoe ze woonde, – ik kan mij niet herinneren hoe lang het geleden is dat ik haar voor het laatst heb gezien. (blz. 9)
Dit citaat geeft goed aan hoe een grote rol zijn moeder nu in zijn leven innam, een heel erg kleine rol. Vroeger, toen hij een klein jongetje was, was dit anders. Toen hij in het Jappenkamp zat, was zijn moeder heel erg belangrijk voor Brouwers. Zij was zijn steun en toeverlaat. Hij had geen vader, zijn moeder was daarom extra belangrijk. Dat merk je aan alles, dat zijn moeder een grote plek in zijn leven op dat moment inneemt. Tot op een bepaalt punt. Vlak voor de bevrijding uit het kamp is zijn moeder zo erg mishandeld, dat hij vanaf dat moment ophoudt met van haar te houden. Vanaf dat moment is zijn moeder ook niet zo belangrijk meer voor hem
Ik heb mijn ouders nauwelijks gekend, ook dat is al door mijn geboekstaafd, de uitverkoop van mijn leven is bijna geëindigd, mijn werk is nu spoedig voltooid. (blz. 25)
Dit citaat geeft wel aan dat zijn ouders niet zo’n groot deel van zijn leven hebben uitgemaakt.
Kwam de dood verwacht voor de hoofdpersoon?
Ja. Brouwers had al jaren geen contact meer met zijn moeder. Hij wist dus ook niet hoe het met zijn moeder ging. Hij wist wel dat ze aan de ziekte van Parkinson leed, maar hoeveel last ze er van had en of ze last had van ouderdom wist hij niet. Het kwam voor hem dus volledig uit de lucht vallen.
In deze periode stierf opeens mijn moeder.
Ze had best nog tien jaar kunnen leven, ze zou ook tien jaar geleden al kunnen zijn gestorven. (blz. 9)
Met dit citaat lees je duidelijk dat de dood niet aangekondigd was en geen voortraject had. De hoofdpersoon zegt ook gelijk dat hij geen contact meer met haar had, dat het voor hem in principe niet uitmaakte of nog leefde of dat ze al dood was.
Hoe verwerkt de hoofdpersoon de dood?
Het boek begint gelijk dat de moeder van Brouwers net dood is. Hij heeft al jaren geen contact meer met zijn moeder. Toch raakt de dood van zijn moeder hem meer dan hij denkt. Hierdoor komen weer herinneringen naar boven uit het Jappenkamp en moet hij ook weer vaker aan Liza denken. Hij denkt ook veel over het Jappenkamp om uit te vinden of te beschrijven hoe het komt dat hij zo geworden is als hij nu is.
Wat voor invloed heeft de dood gehad op de hoofdpersonen?
Bruikbaarheid
Dit boek is bruikbaar voor mijn themaonderzoek. Ook al is er maar een hele korte tijd beschreven waarin de hoofdpersoon weet over de dood van zijn moeder, namelijk ongeveer een week. Toch kan je wel het een en ander zeggen over de invloed van de dood op de hoofdpersoon, hoewel in mindere mate dan ik gehoopt had. Je komt alleen de invloed op korte tijd te weten.