Selecteer een pagina

Een leraar van middelbare leeftijd zit in de trein naar huis en dommelt rond half zeven ’s avonds even in. Als hij wakker wordt merkt hij dat iedereen slaapt. Hij gaat op zoek naar medepassagiers die ook nog wakker zijn. Zo ontmoet hij een oude professor en een jonge student. Samen stappen ze uit de trein en beginnen aan een nachtelijke wandeling. Ze wandelen ergens tussen leven en dood en weten niet waar hun reis zal eindigen.

Ik wil een boek lezen over onwerkelijkheid. Sinds de overgang van de kinderboeken naar de volwassen literatuur, lees ik alleen nog maar over alledaagse dingen. ‘Oorlog, erotiek, dood, overspel’ enzovoorts. Ik wil weer in de wereld van heksen, draken en prinsessen springen. Aangezien die boeken amper te vinden zijn, neem ik ook genoegen met eigenzinnige treinen die naar plaatsen rijden die eigenlijk niet bestaan.
Ik moest erg hard lachen toen ik De trein der traagheid opensloeg op de laatste bladzijde. Het is niet erg dik en het lettertype is wat aan de grote kant. In tegenstelling tot een ander boek waar ik vol goede moed aan begonnen was (dat ook over onwerkelijkheid ging). De kellner en de levenden van Simon Vestdijk. Het kostte me heel veel moeite om de eerste 50 bladzijdes te lezen. Het taalgebruik is ouderwets en de zinsconstructies erg moeilijk. Ook gebeuren er heel veel dingen die zeer uitvoerig worden beschreven waardoor ik de draad zo nu en dan dreigde kwijt te raken. Ontzettend moeilijk dus, voor een kind van deze tijd. Meer een boek om in de vakantie te lezen (en dat ga ik zeker nog doen). Maar dit is niet de reden is waarom ik voor De trein der traagheid heb gekozen. De recensies over dit boek(je) hebben mij overgehaald het te lezen. Ook de titel is een beetje vaag en prikkelt mijn nieuwsgierigheid. Het klinkt alsof het boek nog iets dieper gaat dan alleen een avontuurlijke wandeling door de nacht.
Ik maak een sprong in de tijd, het boek heeft zojuist een eervol plekje naast mij op de bank gekregen. Ik dacht dat het makkelijker geschreven zou zijn, en in een iets modernere stijl dan De kellner en de levenden. Maar dit kwam doordat ik bij dit laatste boek naar de eerste druk had gekeken en bij de trein der traagheid naar de 20ste (erg dom ik weet het, er zit namelijk zo’n 50 jaar tussen). Ik kwam er echter na het eerste hoofdstuk al achter dat de schrijftaal even ouderwets en moeilijk was, ook al heeft dat ook tot enig vermaak geleid. Ik heb erg hard gelachen om zinnen zoals “Nee dat is me te mal. Ik voel me heus niet meer in staat om stuipjes te krijgen, want ik versta geen aap meer van het hele geval.” In het nu-Nederlands: “ik ben niet bang meer want ik snap er toch niets van.” Ook was er een punt waarop het gezelschap bij een herberg aankwam en “strijkjesmuziek” hoorde, sterker nog; “het strijkje was niet geüniformeerd”.
Ik dacht dat dit boek over surrealisme zou gaan, maar pas toen ik over de helft was werd dat een beetje duidelijk. Ik ben een beetje teleurgesteld dat het boek toch zo dicht bij de werkelijkheid bleef. Maar ik denk dat het heel moeilijk om op een hoog niveau over blijkbaar ‘kinderlijke’ dingen te schrijven.
Het verhaal werd eigenlijk naarmate je verder in het boek kwam (zowel letterlijk als figuurlijk) steeds onrealistischer. Het einde was dan ook geweldig, eindelijk iets dat echt aan mijn verwachtingen voldeed.

Opdracht: In welke relatie staan de hoofdpersonen tot elkaar? Wijzigen deze relaties zich? In welke zin en welke mate? Leg dat duidelijk uit en geef er commentaar op.

De drie hoofdpersonen zijn toonbeelden van de drie generaties. Val representeert de jeugd, hij is nog student en zorgt voor de nodige ontspanning, het plezier en de energie. Hij bekijkt alles met een frisse blik en staat open voor nieuwe meningen en wetenswaardigheden. De hoofdpersoon is een leraar van middelbare leeftijd. Hij probeert zoveel mogelijk bezig te zijn en vult zijn vrije tijd dan ook met les geven in een andere stad. Hij staat voor de man die midden in de drukte en misschien ook de sleur van het leven zit. Hij heeft een gezin, een vaste baan en een vast dagpatroon. Hij heeft al veel geleerd, heeft eigen levensvisie opgebouwd en laat zich niet beïnvloeden door anderen. De professor, mr. Hernhutter is een oudere man, hij leeft in de laatste fase van zijn leven. Hij heeft bereikt wat hij wilde bereiken, is erg geleerd en vind het interessant om andere levensvisies te horen. Hij is de oude wijze man, hij heeft alle levenslessen gekregen.
De hoofdpersonen zijn allemaal gezegend met een mooi karakter. Ze zijn alledrie even aardig, tolerant en sociaal. Het leuke is, dat ze ook alledrie respect voor elkaar hebben. De jongen ziet de middelste als een grote broer, iemand die dicht bij je staat en die je troost als dat nodig is, iemand die altijd voor je klaarstaat. Hij ziet de oude man als vader die hem wijze lessen leert. Hij heeft erg veel respect voor hem.
De middelste ziet de student echt als jongen. Hij slaat bijvoorbeeld een arm om hem heen als hij denkt dat hij bang is. Ook vindt hij het leuk om te zien hoe vrij de jongen nog is in zijn doen en laten. Hij ziet een beetje van zijn eigen jeugd terug in deze jongen. Ook voelt hij zich meer verwant met de oude man, doordat de student heel duidelijk nog veel jonger is in zijn denken. Maar ook doordat de professor dezelfde dingen blijkt te denken als hij. Elke keer als hij een gedachte vermoed bij de professor en het blijkt juist te zijn voelt hij zich voldaan. De oude man en hij zijn ook beiden geleerd in hetzelfde vak. Als mr. Hernhutter Val wat dingen uit probeert te leggen en daarbij het begrip ‘het verschijnsel der inertie’ gebruikt, is de man helemaal opgetogen omdat hij ook bekend is met dat begrip.
Mr. Hernhutter is, zoals ik al eerder heb verteld, de oudste en wijste van de drie. Hij voelt zich verantwoordelijk voor de andere twee, in het bijzonder voor de jongen. Op een gegeven moment staat de trein stil en komt Val voorbij rennen. De professor stapt ook uit, niet om te zien wat er buiten is, maar omdat anders de trein misschien zonder de jongen vertrekt en hij alleen achter zou blijven. Hij neemt een beetje de leiding op zich, vooral in het gesprek onderweg. Hij probeert al de eigenaardigheden van de avond te verklaren, de jongen en de middelste man waren meteen volledig overtuigd. Hieruit blijkt het aanzien van de oude man. Kinderen op de lagere school geloven alles wat de leraar hen vertelt.
Al vanaf het begin ontstaat er een goede band tussen de drie personen. Ze vinden elkaar allemaal aardig, en hebben ook dezelfde interesses (de jongen studeert waarin de middelste lesgeeft en de oudste professor in is). Ook dachten ze alledrie aan het mooie van het leven toen iedereen in slaap viel (toen de trein verongelukte), en daardoor zijn alleen zij drieën weer wakker (begeven zij zich tussen leven en dood). Naarmate de tocht vordert wordt hun band steeds hechter. Ze praten over diepzinnige, filosofische dingen en komen tot de conclusie dat ze zich op een soort tijdsbrug tussen leven en dood bevinden. Als je erachter komt dat je waarschijnlijk omgekomen bent samen met twee andere passagiers, ben je vanzelf aan elkaar verbonden. In het café laat Val zich van zijn beste kant zien. Na wat wijntjes gedronken te hebben komt zijn jeugdelijkheid helemaal los. Hierdoor zorgt hij voor beter contact met de rest van de gasten, en voor nog meer sympathie van de professor en de leraar. Aan het eind krijgt de oude man een soort hartaanval waardoor hij helemaal in zichzelf geraakt en er niet meer uitkomt. Zo begint hun vriendschap uiteen te vallen. Later komt er een tram langs die Val meeneemt (naar de dood). Zo blijft uiteindelijk alleen de hoofdpersoon nog achter. Maar die realiseert zich dat de jongen en de professor heel belangrijk voor hem zijn geworden, als een klein broertje en een grote vader.

De drie personages krijgen een treinongeluk maar hebben dat zelf niet in de gaten. Omdat ze alledrie dezelfde krachtige, mooie gedachte hadden zijn ze niet meteen dood, maar zijn ze blijven hangen op een soort tijdsbrug tussen leven en dood. Ze komen hier zelf achter door middel van een heel diep filosofisch gesprek. Na een lange wandeling komen ze aan in een herberg. Maar de mensen praten er totaal onbekende taal, die niets wegheeft van één van de talen die in onze wereld gesproken wordt. Ook kennen ze er geen tijd en geen telefoon. Ze hebben dus geen enkel middel om erachter te komen waar ze zich bevinden en hoe ze weer veilig thuis kunnen komen.
De hoofdpersoon heeft in het begin geen idee wat hem overkomt. Langzaam komt hij erachter dat het geen normale trein meer is waar hij zich in bevindt en dat het geen normale wereld meer is. Als hij de professor tegenkomt ontdekken ze allemaal gelijkenissen zoals hun horloges die alle twee stil zijn blijven staan op half zeven. Zodra de jongen erbij komt, komen ze tot de ontdekking dat ze alledrie dezelfde gedachte hadden vlak voordat ze in slaap vielen. Het was heel spannend om al lezend te ontdekken dat het geen toeval is dat alle mensen slapen, en dat het horloge van de leraar om half zeven stil is blijven staan. Als ik in zijn schoenen zou staan zou ik al in paniek raken zodra ik erachter kwam dat alle mensen in de trein sliepen. Maar ik denk dat het heel moeilijk voor te stellen is, aangezien zoiets niet in het echt kan gebeuren (of ik durf vanaf nu nooit meer met de trein te reizen).
Wanneer de drie reisgenoten tot de conclusie kwamen dat ze waarschijnlijk dood waren, zat ik met mijn neus bijna in het boek van spanning. Die conclusie werd heel langzaam getrokken, maar aan de hand van zo’n moeilijk denkproces dat ik het wel vermoedde maar het absoluut nog niet zeker wist. Tot de jonge Val het gewoon uitriep. Zo ging het met wel meer dingen. De schrijfstijl van Daisne is zo moeilijk, en zijn denkstappen zo moeilijk te volgen, dat bepaalde conclusies of ontknopingen me tot het einde bespaard bleven. Dat maakte het extra spannend, omdat ik er wel wát van meekreeg, maar niet meteen in de gaten had hoe de vork in de steel zat.
Op het moment dat Val aan het dansen was met de mysterieuze vrouw en de leraar en de professor onenigheid kregen over haar haarkleur kwam er meteen een spanning over me. Daarvóór was alles vrolijk en zorgeloos, in de herberg waar Val de boel op stelten zette en iedereen vrolijk van het “leven” aan het genieten was. Ik voelde meteen dat er iets heel erg mis was, ik hoorde als het ware een soort thrillermuziekje in mijn achterhoofd, waardoor opeens de vrolijkheid weg was. Daarna werd het even wat ontspanner, toen de hoofdpersoon dacht dat de professor zijn vrouw zag. Maar dat was meteen weer weg zodra de professor verklaarde dat de leraar waarschijnlijk de schim van zíjn jong overleden vrouw zag. Ik voelde de diepe bedroefdheid van de oude man, ik moest echt bijna huilen, terwijl het maar een kort fragment was. Dit vind ik echt heel knap van Johan Daisne, in zo’n klein stukje stopt hij zo’n groot gevoel. Hij heeft het perfect beschreven…

De schrijver wil duidelijk maken dat je moet genieten van het leven zolang het nog kan. In de eerste paar hoofdstukken hoor je de gedachtes van een leraar. In het begin ergert hij zich aan de onwetendheid van zijn klas, maar later draait hij bij en komt hij tot de conclusie dat het reizen in de trein heerlijk is en dat het leven eigenlijk heel mooi is. Door deze laatste gedachte is hij niet meteen dood na het ongeluk. Evenals de professor en de jonge student. Ofwel; zulke positieve bedenkselen, zulke mooie gedachten maken je leven krachtiger, in dit geval zelfs zo krachtig dat de drie personen ontwaken uit een slaap waarin de andere mensen voor eeuwig zullen blijven. Ikzelf probeer ook zoveel mogelijk te genieten van het leven, zeker nu ik nog zo jong ben. Ik kan nog zoveel, en mag ook nog zoveel zonder dat ik daar boos op aangekeken wordt. Ik zie mezelf een beetje als Val. Nog fris en jong en klaar voor het leven. Ik weet dat ik er nog maar net aan ben begonnen en dat er nog heel veel is waar ik van moet genieten. Maar zeker dit moment mag ik niet missen. Ik wil bewust leven, alles meemaken, zoveel mogelijk plezier maken op de momenten waarop dat kan en er geen problemen zijn.
Ook weet ik dat ik daarmee uit moet kijken. Dat is ook iets wat duidelijk wordt. Val kiest ervoor om met de tram mee te gaan, ook al weet hij niet waar deze naartoe gaat. Hij laat zich verleiden door een vrouw en heeft het zo naar zijn zin dat hij niet meer logisch nadenkt en gewoon het plezier achterna loopt, de dood in. Daar staat tegenover dat hij wel gelukkig gestorven is. Je moet dus zoveel genieten als je kunt, maar je moet wel op de grenzen blijven letten, en je niet van het ene avontuur in het andere storten. Dromen is heerlijk, en mag op zijn tijd, maar je moet ook zo nu en dan je hoofd erbij houden. De mensen die in de trein zaten waren dood, dat wisten ze alledrie. Val had zich dan ook kunnen bedenken dat de tram hem ook naar de dood toe zou brengen. Maar jongeren zijn eigenwijs, Val luisterde niet naar de raad van de leraar, en gaan gewoon hun eigen weg (welke waarschijnlijk ook voor hen de goede is).
Kortom: geniet zoveel mogelijk van het leven, maar verlies jezelf niet.

Zoals ik al eerder heb verteld vond ik het boek moeilijk geschreven. Ik ben die ouderwetse taal niet gewend en soms was het best verwarrend. De herberg was bijvoorbeeld modern en “steeds” ingericht. Deze steeds betekent niet ‘weer’ maar ‘stedelijk’. En zo waren er nog wat woorden. Als je lekker door aan het lezen bent werkt dit als een soort drempel waar je over struikelt. Je raakt je leesritme kwijt en moet weer terug om de zin drie keer over te lezen om de betekenis eindelijk te begrijpen. Dat ik al begonnen was aan De kellner en de levenden was eigenlijk een voordeel omdat ik door dat boek al een beetje voorbereid was op deze schrijfstijl. Ook kwam er in het boek een paar begrippen zoals ‘het verschil der inertie’ en ‘de assimilatie van plaats’. De schrijver gaat ervan uit dat de lezer wel weet wat dit betekent, nou ik niet. Toch zaten er ook erg leuke woorden in, zoals het al eerder genoemde ‘strijkje’.
In het begin vond ik het boek wat saai. Het zou gaan over onwerkelijkheid, maar alles was hartstikke realistisch (hoewel ik toch mijn twijfels heb over het verschijnsel der inertie). Dit duurde een aantal hoofdstukken waarin je kennismaakt met het leven en het karakter van de leraar en zijn medepassagiers. Daarna, zodra de man op pad gaat wordt het spannend. Vanaf dat moment heb ik het boek dan ook in één ruk uitgelezen. Het eerste deel heb ik, hoe toepasselijk, in de trein naar Zeeland gelezen. Dit was erg goed voor mijn inlevingsvermogen. Ik vind het moeilijker om me te concentreren als er meerdere mensen om me heen zitten, dus dat kan ook wel bijgedragen hebben aan de traagheid van het begin.
Het einde vond ik geweldig, ik was door niemand aanspreekbaar tijdens het lezen van de laatste 30 bladzijdes. Vanaf het moment dat de professor een toeval krijgt gaat alles zo snel. Val gaat weg met de tram, tegelijk met de rest van de gasten van de herberg. Daarna was de vraag natuurlijk wat er van de leraar en de professor zou worden. Ik vind het heel mooi dat zij weer terug komen in de ‘normale’ wereld. Ik was een beetje bang dat de professor weer normaal zou zijn maar dat was gelukkig niet zo. Alles zat perfect in elkaar, de professor was oud en dement geworden (zoals we dat nu noemen) en Val lag tussen de andere lijken. Niet levenloos dood, maar met de jeugdige schittering in zijn ogen die hij de hele reis gehad had. Dat vond ik heel mooi. Dit zijn de laatste momenten van de personen in het boek, en ze zijn precies de vertegenwoordigers van hun generatie (en dan bedoel ik niet dat alle jongeren dood zijn, maar juist dat hun jeugd voor eeuwig lijkt te zijn).
De spanning, en vooral het gevoel in het boek is heel duidelijk voelbaar. Dat zit in de kleine dingen die de schrijver niet vergeet te vertellen. Zoals op het moment dat de professor erachter komt dat de leraar zijn overleden vrouw ziet. Dit vond ik het mooiste stukje van heel het boek: ‘En,’ fluisterde hij met moeite ofschoon nog heel even een laatste restje van zijn glimlach in zijn trillende baardhaar bleef hangen, ‘als u me verzekert dat ze een kleine, smalle mond heeft, in de vorm van het hart op die speelkaart van Val, wel… dan ziet u thans de schim van mijn jonge vrouw voor u, die een halve eeuw geleden is gestorven…’
Je voelt de breekbaarheid van de oude man, zijn verdriet door zijn trillende baardhaar. Ik word er weer verdrietig van.
Concluderend vind ik het een heel mooi boek. De schrijfstijl was moeilijk, veel meer bladzijdes hadden het ook niet moeten zijn, alhoewel het verhaal zo spannend was dat er best nog iets meer zou mogen gebeuren. Ik vind het heel mooi dat eigenlijk alle mensen in de andere wereld zo perfect leken, er werd niets negatiefs over hen verteld. Dat zorgt voor een heel prettig gevoel tijdens het lezen, ik hoefde me tenminste niet te ergeren aan bepaalde personen. Het voelde alsof ik iets aan het lezen was met een hele diepe betekenis (dat was denk ik ook wel zo). Er zat een heel spannend gedeelte in, een droevig stuk, en een filosofisch stuk. Die afwisseling vond ik erg fijn. De hele tijd hetzelfde wordt na een tijdje toch een beetje saai, dit boek absoluut niet (na het begin). Ik ben er in geslaagd een boek te vinden dat me weer terug bracht naar de tijd waarin ik de gebroeders leeuwenhart las. Dit boek was stukken moeilijker en serieuzer, maar toch zat er dezelfde sfeer in. Ik denk dat dit boek één van de mooiste grotemensen-boeken is die ik ooit heb gelezen.