Selecteer een pagina

Opdracht 1
Samenvatting*

De ikpersoon wordt wakker, nadat hij een klein tijdje heeft liggen slapen in de trein. Als hij wakker wordt, valt het hem op dat iedereen in zijn coupe slaapt. Hierdoor wordt hij wat onrustig en gaat naar iemand zoeken die ook wakker is. Na een tijdje lopen ontmoet hij professor Hernhutter. Ze praten eerst wat en dan merken ze dat de trein vaart mindert. Buiten is er niet veel te zien behalve het station waar ze zijn gestopt, maar dan zien ze opeens een jongeman, Val. Hij is op weg naar de locomotief, om te informeren wat er aan de hand is met de trein. Wanneer de professor en de ikpersoon ook zijn uitgestapt voor nader informatie, zien ze de trein wegrijden.
Nu de trein weg is, zijn de drie mannen op elkaar aangewezen en moeten ze zien te overleven in het onbekende land. Ze lopen richting een lichtpunt (het enige lichtpunt) dat ze in de verte zien en onderweg praten ze over van alles en nog wat. Zoals over wie ze zijn en wat ze allemaal doen, maar ze proberen ook een verklaring te bedenken voor de vreemde situatie waar ze zich in bevinden.
Eindelijk bij de lichtbron aangekomen, zien ze dat het licht van een herberg afkomstig was. Ze gaan naar binnen en algauw merken de hoofdpersonen dat ze de taal van de aanwezige feestgangers niet beheersen. Ook signaleren ze geen enkel apparaat dat de tijd aangeeft en hun horloges zijn ook nutteloos geworden, omdat ze stil zijn gaan staan. Na wat gegeten en gedronken te hebben, proberen de ikpersoon en z’n compagnons te communiceren met de mensen in de herberg. Dit gaat niet al te gemakkelijk, maar Val komt wel nauwer in contact met de herbergster. Later blijkt dat alledrie de “reizigers” deze vrouw anders zien (wat betreft uiterlijk; de ikpersoon ziet de overleden vrouw van de professor en andersom ziet de professor de echtgenote van de ikpersoon). Dit wordt de professor te veel en hij krijgt terstond een aanval.
Hierna klinkt er buiten een toeter van een buurttram. Val wil heel graag mee met de tram en vraagt ook zijn vrienden mee te gaan. Maar omdat de professor niet in staat is te bewegen, zegt de ikpersoon dat Val dan maar alleen moet gaan. Alleen de professor, de ikpersoon en de herbergster blijven over in de herberg. Nadat de tram vertrokken is vraagt de ikpersoon de herbergster wie ze is en deze antwoordt hem dat ze een verpleegster is. Door dit antwoord wordt de ikpersoon eindelijk wakker en merkt hij dat ze zich in een ziekenhuis bevinden. Het blijkt dat ze een treinongeluk hebben gehad en dat de professor en de ikpersoon de enige overlevenden zijn.

*Zelf geschreven samenvatting

Opdracht 2
Deel 1

Ik had veel bewondering en respect voor professor Hernhutter. In het vervolg van dit boekverslag zal ik drie stukken uit het boek bespreken en daar dan vervolgens mijn mening over geven met als inhoud: waarom ik de professor zo bewonderenswaardig, te respecteren en wat ik nog meer van hem vond.
In het vervolg wil ik de ikpersoon Johan noemen (uitgaande van de naam van de schrijver), omdat dit gemakkelijker schrijft en ook prettiger leest als afwisseling op “de ikpersoon”. Verder zegt de ikpersoon op blz. 36: “Ik ben namelijk een beetje auteur, …”, dus het zou best eens uit de ogen van de schrijver zelf geschreven kunnen zijn.

Stuk 1 (blz. 33 ? 45):

Johan loopt van coupe naar coupe en komt dan eindelijk iemand tegen die niet slaapt: professor Hernhutter. Hij vraagt de professor om een vuurtje, maar omdat deze zijn aansteker niet kan vinden, oppert Johan op of hij zijn sigaar mag gebruiken. Hij is echter wel bang dat hij dan de sigaar van de professor verknoeit, daarom vraagt hij ook of de professor er geen moeite mee heeft. Waarop Hernhutter met een gulle glimlach: “Wel nee”, antwoordt. Als de heren aan het praten zijn over wat het probleem nou eigenlijk is, is de professor erg rustig in tegenstelling tot Johan. Dit is ook te merken wanneer de trein zijn vaart mindert, want Johan is weer erg gespannen en vraagt zich af of er iets gaat gebeuren. Maar de professor is weer erg kalm en antwoordt: “Ja, zo lijkt het wel.”, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
Wanneer de trein tot stilstand is gekomen, kijken beiden richting de locomotief met hoop op enig teken van leven. Maar het enige dat ze zien is een jongeman, Val, die vanuit een van de achterste coupes richting de locomotief rent. Hij had de heren waarschijnlijk voorbij gerend, als Johan niet z’n peuk voor de voeten van Val gegooid zou hebben. De jongeman is erg gestresst en vraagt gehaast aan de heren of zij weten waar ze zich bevinden. Omdat hij een negatief antwoord krijgt, zet hij zijn tocht voort richting de locomotief. Hernhutter was van mening dat ze beter uit konden stappen en Johan stemt met hem in. Wanneer de trein zich weer in beweging zet, stelt Hernhutter Johan voor de keus of hij nog instapt of blijft. En Johan kiest voor het laatste. Later verduidelijkt de professor z’n reden om niet terug in te stappen: hij is bang dat Val noch de locomotief heeft gehaald, noch weer terug in de trein heeft durven stappen. Hij wilde de jongeman niet aan zijn lot overlaten in dit vreemde land.

Dit is een gebeurtenis dat zich in het begin van het verhaal afspeelt en waarin de lezer voor het eerst met professor Hernhutter in aanraking komt. Meteen is het duidelijk dat de hoogleraar een erg realistisch, slim, liefelijk en vriendelijk personage is.
Het realistische deel van z’n karakter is terug te vinden hoe hij reageert op de situatie waarin ze zich bevinden. Hij blijft rustig, wat er ook gebeurt en probeert een verklaring te zoeken. Hij vraagt aan Johan hoe laat zijn horloge wijst, maar weet eigenlijk van te voren het antwoord al: half zeven. Zo is te zien dat hij hooggeleerd is en natuurlijk ook aan het feit dat hij professor is.
Het liefelijke en vriendelijke deel van zijn karakter komt bovendrijven als hij Johan voor het eerst ontmoet. Op een vriendelijke manier overhandigt Hernhutter Johan zijn sigaar, zodat Johan zijn sigaret kan aansteken. Hij is verder erg vriendelijk om uit te stappen en vervolgens niet terug in te stappen als de trein vertrekt, voor een wildvreemde jongeman. Als motief heeft hij: dat hij de jongeman niet alleen kan laten in het vreemde land waar ze zich bevinden. Dit gedrag verdient een pluim, waardering en respect.

Stuk 2 (blz. 46 ? 73):

Nu de drie metgezellen achtergebleven zijn, moesten ze maar eens op zoek naar leven. Professor Hernhutter neemt de leiding op zich (niet letterlijk, maar hij is nu een soort van leider voor de twee jongere mannen, omdat hij ouder en wijzer (hoogleraar) is) en hij is ervan overtuigd dat ze richting de lichtpunten moeten lopen, die in de verte te zien zijn. Ze lopen nu langs akkers en weiden en Val merkt op dat deze akkers en weiden erg veel op die van “thuis” lijken, dus hij stelt als hypothese: dat ze niet erg ver van huis kunnen zijn. Maar Hernhutter haalt deze veronderstelling onderuit door te zeggen dat het zelfde landschap zich tot de poorten van Azie uitstrekt.
Tijdens het lopen naar de lichtpuntjes, proberen de compagnons een verklaring te vinden voor wat er gaande is. Het blijkt dat ze alledrie over “het leven” nadachten voordat ze alledrie in slaap vielen en ook dat de horloges van de drie heren stil stonden om half zeven. Hieruit stelt de professor een theorie op: Ze zouden slachtoffers geweest zijn van een treinongeluk en zich tussen “het leven” en “het hiernamaals” bevinden. Uiteraard op dat moment nog een theorie, maar die naderhand blijkt te kloppen. Voor deze theorie gebruikt hij meccano als voorbeeld van de bouwstenen van het leven. Hij vertelt over de wet der traagheid en psychische reflex en aan de hand van deze twee wetten verklaart hij hun toestand.

In dit stuk is professor Hernhutter een vaderlijk figuur geworden. Hij neemt de twee andere heren onder zijn vleugels en probeert een gids voor hen te zijn. Omdat de professor niet meer sterk genoeg is (voor de lange afstand die ze afleggen), door toedoen van z’n leeftijd, staan Val en Johan klaar om hem bij te staan mocht hij hulp nodig hebben. Hierdoor is duidelijk te merken dat Val en Johan respect voor hem hebben en hem als vaderlijk figuur beschouwen.
Naast zijn vaderlijk figuur is Hernhutter nog altijd de hooggeleerde. Hij combineert de voorvallen: ze denken alledrie over “het leven” voordat ze gaan slapen, dat ze indutten en dat hun horloges om half zeven stilstaan met de wet van traagheid en psychische reflex. Dit doet een doorsnee persoon waarschijnlijk niet zomaar en zo is het duidelijk geworden waarom hij professor is. Ik ben er van overtuigd, dat een persoon die deze dingen kan combineren en daaruit een theorie kan afleiden, toch in zekere mate respect verdient.

Stuk 3 (blz. 78 ? 110):

Johan, Val en professor Hernhutter bereiken dan eindelijk de lichtpuntjes die ze hadden gezien. Een van de lichtbronnen blijkt een herberg te zijn en hun argument om binnen te treden is: “een wolfshonger”, zoals Val het noemt. Binnen zitten zowel stamgasten als reizigers, zo omschrijft Johan de mensen. Algauw merken de hoofdpersonen dat ze de taal van deze mensen niet beheersen en dat zij hun taal noch spreken, noch verstaan. Maar gelukkig is het mogelijk met gebarentaal, die meestal door iedereen wordt “verstaan”, te communiceren. Ze krijgen uitgebreid te eten en drinken, wat ze wel nodig hebben na zo’n lange reis. Maar het communiceren over een telefoon en een klok schiet helaas niet op. De mensen in de herberg hebben geen idee waar Val het over heeft. Dit allemaal past in de hypothese van Hernhutter: een andere taal die ze niet kunnen plaatsen, geen telefoon of iets dergelijks en geen instrument om de tijd mee aan te geven. Ze zitten op de grens van leven en dood.
Wanneer de mannen klaar zijn met hun eten, gaat Val een kaartentruc uithalen bij de kelner. Hij laat hem een kaart trekken en deze vervolgens weer terugstoppen (zonder aan Val te laten zien welke kaart het is) in het stapeltje. Na een tijdje te schudden laat Val een kaart uit het stapeltje zien en het blijkt dezelfde te zijn als die de kelner had getrokken. Hierop doet ook de kelner een truc met de kaarten. Hij legt de kaarten waaiervormig voor zich uit en laat Johan, Val en de professor een kaart trekken. Nadat ze de kaarten hebben gezien, stoppen ze deze terug bij de andere speelkaarten. De kelner begint de kaarten te schudden en legt dan bij Johan de goede kaart neer, bij Hernhutter de goede kaart, maar bij Val opent hij een verkeerde kaart: een hartenvrouw. Na deze kaartspelletjes is de sfeer optimaal in de herberg en gaat Val met de herbergster dansen, waarop de rest van de feestgangers antwoorden en zelf ook gaan dansen. Terwijl Val met de herbergster danst, lijkt het alsof zij een afspraak met hem probeert te maken. Later blijkt dit te zijn, dat Val met de buurttram mee moet, die na een verloop van tijd zijn hoorn laat horen. Net voordat de tram kwam, kwam Hernhutter erachter, dat hij de herbergster anders ziet dan zijn jongere metgezellen. Hij ziet haar met zwart haar, terwijl Val en Johan haar als blondine ervaren. Ook hun gedachte over de leeftijd van de vrouw komt niet overeen: Hernhutter vond dat ze er rond de veertig uitzag en Johan vond hooguit vijfentwintig. Dit wordt de professor te veel en hij stort in. Val voelt zich geroepen (en denkt dat hij een afspraak met de herbergster heeft) om mee te gaan met de tram en gaat ook mee. Johan blijft achter met de professor en later blijkt dat ook de herbergster er nog is.

Hier komt de hypothese, die Hernhutter had opgesteld voordat ze in de herberg arriveerden, weer terug en wordt het zelfs voor een klein deel bewezen. Het is toch prachtig dat die vent zo snugger is, dat hij al een vermoeden had toen ze uit de trein stapte, dat ze zich tussen de grens van leven en dood bevonden. Het is iets om te waarderen en dat doe ik dan ook en ik vind dat het zijn recht is dat zijn hypothese klopt.
Het laatste deel van het boek speelt zich vooral in de herberg af, de climax van het verhaal. En stuk drie dat hierboven is beschreven, is ongeveer het einde wel (er komt nog maar een klein stuk hierna, wat echter niet te verwaarlozen is). In dit stuk is heel erg duidelijk te zien (en als ik nog uitgebreider en gedetailleerder te werk was gegaan, nog beter) hoe Hernhutter alles logisch probeert te verklaren. Ook in de voorafgaande stukken, eigenlijk het hele stuk voor pagina 110, geeft duidelijk weer hoe de professor te werk gaat. Hij neemt eerst waar en gaat daarna denken wat er gaande zou kunnen zijn. Een erg pientere man, die alles logisch verklaard moet krijgen. En als dat niet lukt, wat dus het geval is bij de herbergster, stort hij helemaal in. Hij kon er niet meer tegen dat er dingen waren die hij niet met logica kon verklaren en dat werd hem teveel en verkeerde hij in shocktoestand. Ik vond het wel jammer dat hij net op het laatste moment verloren gaat. Hij had het bijna overleefd, gezond en wel, maar moet dan toegeven aan een shock. Zijn manier van denken en zijn wil om alles logischerwijs te verklaren is iets om te waarderen. Niet iedereen bezit deze kwaliteiten, wat op zich wel spijtig is.

Opdracht 2
Deel 2

Omdat ik maar een puntje van kritiek heb op het optreden van een van de twee andere hoofdpersonen, zal ik de twee resterende punten opvullen met positief kritiek. Ik zal eerst beginnen met mijn kritiek en dan verdergaan met mijn positieve commentaar.

Stuk 1 (blz. 108 ? 112):

De buurttram laat zijn hoorn galmen en Val is ervan overtuigd dat de herbergster dit bedoelde toen ze aan het dansen waren. Val denkt namelijk dat ze “een afspraakje” hebben, dat de herbergster hem dat heeft proberen duidelijk te maken. Hun “afspraakje” zou dan zijn dat ze elkaar in de tram zouden treffen. Val wil dus heel erg graag mee met de tram, niet alleen omdat hij een “date” heeft, maar ook omdat hij zich geroepen voelt om te gaan. Hij vraagt of Johan en de professor mee gaan, maar krijgt een negatief antwoord. Ze blijven omdat Hernhutter niet in staat is om te bewegen en Johan wil hem bijstaan. Wanneer Val doorheeft dat de twee andere niet meegaan, gaat hij maar alleen.

Wat Val hier doet, kan ik niet accepteren. Hij laat zijn twee vrienden achter voor een vrouw (denkt hij in ieder geval) en omdat hij zich “geroepen” zou voelen. Op dat moment is het niets anders dan egoisme, want hij laat de professor en Johan achter in een vreemd “land” en probeert zelf weg te komen. Verder heeft Val nergens meer in zijn hoofd zitten dat Johan en Hernhutter eigenlijk door hem in dit niemandsland zijn terechtgekomen. Hernhutter en Johan waren wel zo aardig om te blijven toen er een vervoermiddel wegreed. Maar dit betekent op dat moment waarschijnlijk niets meer voor Val, of hij denkt er niet eens aan. En de professor is dus in shocktoestand wanneer de tram arriveert. Hier besteedt de egoist verder ook niet veel aandacht aan, want hij mag zijn tram uiteraard niet missen.
Kort samengevat: Val is egoistisch bezig wanneer hij Johan en Hernhutter achterlaat. Hij laat twee onbenullige zaken tussen het reisgenootschap van de drie heren komen: een vrouw en een voorgevoel (het “geroepen” worden). En hij moest eens stilstaan bij het feit dat Johan en de professor wel zijn gebleven voor hem.

Stuk 2 (blz. 7 ? 32):

Johan zit in de trein die hij altijd gebruikt wanneer hij naar huis rijdt. Na een poos alleen gezeten te hebben, komt er een ander zwaarlijvige heer naast hem zitten. Hij rookt een sigaret en Johan voelt een verlangen opkomen om er ook een op te steken. Voor een tijdje onderdrukt hij zijn verlangen en als dat niet meer lukt, komt er helaas achter dat zijn aansteker in een zak zit waar hij niet bij kan zonder zijn buurman te storen. Deze is ondertussen al in slaapgevallen en dit bemoeilijkte Johan zijn aansteker te pakken. Omdat Johan niet meer tegen het nicotinetekort opkon, staat hij dan uiteindelijk maar op met het risico de man wakker te maken. Deze merkt er echter niets van, net zomin als de medepassagiers op het bankje tegenover hem. Na een tijdje rondgelopen te hebben, bemerkt hij dat iedereen, maar dan ook iedereen slaapt en raakt hij een beetje in paniek. Hij gaat opzoek naar andere mensen die ook wakker zijn en slaagt hier pas na een poos in.

Wat hier heel mooi naar voren komt over Johan, is dat hij erg sociaal is. Hij wenst niemand tot last te zijn en onderdrukt zelfs zijn verlangen naar een sigaret (wat erg moeilijk is). Maar als het dan toch niet meer lukt, probeert hij zo min mogelijk last te bezorgen aan zijn medepassagiers, wat ik erg waardeer.
Behalve zijn erg sociale handelwijze, blijft hij ook aardig kalm als hij ontdekt dat er iets niet klopt aan zijn thuisreis. Hij ziet alle passagiers slapen, er brandt geen enkel lampje in de trein en buiten is het al erg snel donker in vergelijking met eerdere reizen. Eerst gaat hij rustig zoeken naar een ander persoon die ook nog wakker is. Wanneer het te lang duurt, raakt hij toch licht in paniek en gaat harder lopen. En dat de mensen niet wakker worden als hij hun grof aanstoot maakt het alleen maar griezeliger. Ik was waarschijnlijk helemaal doorgedraaid en was in een hoekje of iets dergelijks gaan zitten in plaats van iemand te zoeken. Dat had ik niet gedurfd, ik zou mijn ogen weer dicht doen en proberen te slapen en hopen dat het maar een droom is.

Stuk 3 (blz. 40 ? 41):

De trein is gestopt en Johan kijkt samen met professor Hernhutter richting de locomotief. Op dat moment horen ze een geluid van achteren. Door de dikke schemer heen komt er een jongeman zo hard aanrennen, dat hij Johan en de professor waarschijnlijk voorbij was gerend als Johan niet ingreep. Hij gooide zijn sigaret voor de voeten van de jongeman, zodat er een klein sproeiwerk van vonkjes ontstond. De jongen was zo geschrokken, dat hij acuut remde en hierdoor bijna vooroversloeg.

Johan denkt in dit stuk zo snel na, hij reageert zo snel op de gebeurtenis, dat ik op dat moment bewondering voor hem heb. Niet iedereen zou bedenken om zijn sigaret voor de voeten van iemand te gooien om zo aandacht te trekken. En zeker niet in de situatie waarin Johan zich op dat moment bevindt (de rariteiten als de plek waar ze zijn, iedereen die slaapt etc.). Het is heel mooi dat Johan zo snel bedenkt wat het effect zal zijn van een sigaret dat op de grond valt: een sproeiwerk van vonkjes. Dit voorval heeft totdat en zelfs nadat ik het boek uithad, mijn bewondering gekregen en een plekje in mijn hoofd.

Opdracht 3
Recensie

de trein der traagheid – johan daisne ?

Op de een of andere mannier slaagt Daisne erin om al op de eerste pagina’s een mysterieuze toon neer te zetten. Het hoofdstuk begint wanneer het eigenlijk al te laat is, de hele trein slaapt. Het ongeluk is reeds gebeurd. De hoofdpersoon weet niet goed wat er aan de hand is, maar vind het allemaal in de eerste instantie vermakelijk, vertrouwd zelfs. Ook de lezer heeft zo’n gevoel. De slapende mensen worden in hun uiterlijk en manieren zo beschreven dat ze erg levensecht voorkomen, alsof deze nu ook nog in jou trein zouden kunnen zitten. Vrekkig tegenover elkaar in de waaktoestand, maar alle zelf vooropgestelde sociale normen (zoals geen huidcontact) vergeten in de slaap. Daardoor voelt het inderdaad allemaal erg vertrouwd aan. De lezer is daar tegelijkertijd met de hoofdpersoon, de verteller. De schrijfstijl is erg sober, maar mooi. Geen ellenlange beschrijvingen van de omgeving en de gebeurtenissen, maar raak gekozen woorden die hun effect zeker niet missen. Door de wel erg persoonlijke vertelwijze wordt de lezer het verhaal ingezogen en raakt er niet meer uit tot het einde, waarop alles samen zal vallen en pas dan werkelijk helemaal duidelijk zal zijn. Als je het boek dan nog eens ter handen neemt valt het je pas op hoeveel voortekens je als onwetende lezer niet had opgemerkt. Wat aan het feit ligt dat je haast hebt om te weten wat er nu precies aan de hand is, waardoor je dan ironisch genoeg wel die aanwijzingen mist. Want liep Val, de jongeling, niet terug de trein verder in op zoek naar de bestuurder in plaats van hem te verlaten? Waarschijnlijk ligt daarmee de schuld dat hij het leven verloor. Wanneer Hernhutter en de hoofdpersoon Val dan terug vinden is hij helemaal van de wereld, bibberend en haast in tranen. Wat overkwam Val dat hij zich in zulke staat bevond? Het feit dat hij zich alleen in een vreemde omgeving bevond of dat hij eigenlijk zwaar gewond was? Misschien dat de aanwezigheid van de twee andere mannen Val er terug opbracht, meer waarschijnlijk was de verzorging van de verplegers in de echte wereld verantwoordelijk voor de verbetering van Vals kritieke toestand. Echt interessant wordt het wanneer ze in een herberg belanden. De sfeer wordt broeierig en verwarrend. De boeiendste figuur uit heel het boek komt men daar pas tegen, de herbergierster/verpleegster. Zij is een droombeeld in de andere wereld, een afspiegeling van gevoelens. De drie mannen hebben elk een ander beeld van haar, wat op zich nog niet zo vreemd zou zijn als ze voor de hoofdpersoon niet het gezicht zou hebben van Hernhutters jong overleden vrouw en voor Hernhutter er niet zou uitzien als de hoofdpersoon zijn vrouw. De herbergierster lijkt verantwoordelijk zowel voor Vals dood als voor de professor zijn verlies van het verstand. De professor kon het niet aan dat hij de enige was die de ‘hartenvrouw’ zwartharig zag, wanneer val bevestigde dat ook hij een blonde vrouw zag werd het teveel voor de oude professor en kreeg deze een soort van beroerte. Val ving ze in haar netten door een soort van afspraak te maken onder het dansen, om weg te gaan samen met haar (tenminste zo dacht Val) in werkelijkheid bleef zij in de herberg. Later zou blijken dat de verpleegster, die de mensen verzorgde onmiddellijk na het ongeval, dezelfde kledij als de herbergierster droeg onder haar uniform. Zou zij dan verantwoordelijk geweest zijn voor het ongeluk van Val en hernhutter in de echte wereld? De gebeurtenissen krijgen dus een piek in de herberg, alles gaat plots veel sneller tegenover het meestal erg trage ritme dat ervoor werd gehanteerd. Vooral de stukken die de drie mannen al wandelend doorbrengen naast de sporen van de trein gaan erg traag, wat niet zo erg is aangezien de lezer op dat punt wel veel te weten komt over de huidige situatie (vooral vermoedens omtrent het treinongeluk) en ook meer te weten komt over de personages. Eigenaardig dat deze elkaar pas echt goed kunnen zien wanneer ze in de herberg aankomen. In het begin wordt er speciaal vermeld dat het reeds vroeg donker was en de lichten in de trein uit. Dit vond de hoofdpersoon wel erg vreemd, dat er vanuit de reizigers niet op werd geprotesteerd, ook al was dit in de jaren kort na de oorlog niet zo ongewoon geweest. Wil Daisne hiermee zeggen dat mensen elkaar normaal gezien niet echt kunnen zien of kennen enkel bij een uitzonderlijke ervaring? Of staat het donker gewoon voor de gruwelijke gebeurtenis, het treinongeluk? Of gewoon als toevoeging bij het algemenen sfeerbeeld? Een ding is echter wel zeker, er is niets gewoon ‘gewoon’ in ‘De trein der traagheid’. Men zou dit misschien een minpunt kunnen vinden dat je als lezer een beetje op je honger blijft zitten met een aantal vragen, maar eigenlijk stoort dat niet zo. Want ook al snap je niet elk klein detail, heb je niet elke verwijzing door, je kan toch nog genieten van dit boek. Het is goed geschreven en de moeilijke stijl die het magisch-realisme is, is met zorg gehanteerd.

http://www.boekenforum.be/reviews/v3_showreviews.php?bookid=136

Verwerking:

“Ook de lezer heeft zo’n gevoel. De slapende mensen worden in hun uiterlijk en manieren zo beschreven dat ze erg levensecht voorkomen, alsof deze nu ook nog in jou trein zouden kunnen zitten.”

Ik als lezer ervaar de beschrijvingen over de mensen in de trein helemaal niet als de recensent beweert. De mensen worden helemaal niet goed beschreven, ik krijg er geen goed beeld van hoe ze daar liggen. Het had echt veel gedetailleerder mogen zijn. Een klein voorbeeld is de brede heer die naast Johan komt zitten: “De heer droeg een bril waarvan de omlijsting vast een hele schildpad had gekost, en was in een Franse krant aan het lezen geweest. (blz. 8)” Bij zo’n omschrijving kan ik me geen voorstelling maken van die meneer. Daisne had best mogen vertellen over zijn gelaat, wat voor kleren hij droeg, zijn kapsel enzovoorts. Dan had ik tenminste een goed beeld van hem gekregen. Uiteraard telt dit ook voor de rest van de passagiers, die ook maar oppervlakkig worden beschreven.
De opmerking over dat de slapende mensen ook in mijn trein zouden kunnen zitten, is (te) overdreven. Zoals eerder gezegd zijn de beschrijving niet zo goed en zeker niet dat de lezer gaat denken: “Ik zie er al een voor me zitten…”

“Geen ellenlange beschrijvingen van de omgeving en de gebeurtenissen, maar raak gekozen woorden die hun effect zeker niet missen.”

Ik miste de “ellenlange beschrijvingen van de omgeving en de gebeurtenissen” wel. Heel erg zelfs. Wanneer de drie mannen zich van de spoordijk verwijderen en de akkers en weiden inlopen, staat er een “beschrijving” (durf het niet eens zo te noemen) van de omgeving. “Gelukkig was de van elk hemellicht verstoken nacht bijzonder zacht, akkers en weiden geurden lentelijk. Soms kwamen we langs bongerds waarvan de witte bloesemmassa’s als een teer gaas roerloos in de duisternis hingen. Schimmen van hofsteden konden we echter niet onderscheiden. (blz. 50-51)” Punt. Dit was het dan al weer. In dit omschreven landschap speelt ongeveer de helft (!) van het verhaal zich af. Als een dermate groot deel zich hierin afspeelt, dan is een beetje meer omschrijving toch niet teveel gevraagd? Mijn voorstelling was: ze lopen op een onverharde weg; aan weerszijde akkers en/of weiden; in de verte een lichtpunt en de omgeving donker. Zo is het niet prettig om een boek te lezen, het lijkt alsof de hoofdpersonen in het niets aan het lopen zijn. Ik had graag gezien dat de omgeving, de lucht, het weer etc. veel uitgebreider aan bod zouden komen. En de “raak gekozen woorden die hun effect zeker niet missen” heb ik dan even gemist…
“Door de wel erg persoonlijke vertelwijze wordt de lezer het verhaal ingezogen en raakt er niet meer uit tot het einde, waarop alles samen zal vallen en pas dan werkelijk helemaal duidelijk zal zijn.”

Over de erg persoonlijke vertelwijze van Daisne heeft de schrijver gelijk, hij heeft zeker een persoonlijke vertelwijze. Maar dat dit ervoor zorgt dat de lezer het verhaal ingezogen wordt is helaas niet waar. Ik werd niet door de vertelwijze van Daisne het verhaal ingezogen, maar meer door nieuwsgierigheid naar de uitkomsten van de gebeurtenissen. Ik wilde gewoon weten waar het nou eigenlijk allemaal over ging en waar sommige dingen op sloegen (zoals het kaartspel trucje dat de kelner bij Val, Johan en Hernhutter uithaalt. Het is duidelijk dat de hartenvrouw iets te betekenen heeft, maar wat?).
Helaas raakte ik op weg naar de herberg wel uit het verhaal, omdat het nogal overbodig lang geschreven is. Dat het lang duurde maakte mij niet uit, maar dat er zo weinig nuttige informatie werd verstrekt, dat frustreerde mij. Ik had liever dat de omgeving op een gedetailleerde manier beschreven werd dan dat ik informatie krijg over een of ander leraar (van Val) genaamd Wolmes.
Dat alles op het einde duidelijk zou zijn, dat was ook geen verrassing meer. De recensent heeft gelijk als hij zegt dat alles pas op het einde helemaal duidelijk zal zijn. Om precies te zijn: de laatste drie bladzijden. Als je het boek leest tot de laatste drie bladzijden, dan blijven er allemaal vraagtekens hangen en blijven er antwoorden onbeantwoord.

“De gebeurtenissen krijgen dus een piek in de herberg, alles gaat plots veel sneller tegenover het meestal erg trage ritme dat ervoor werd gehanteerd.”

Ben ik het helemaal mee eens, het is zo. Omdat de reis naar de herberg ongeveer de helft van het boek omvat, blijft de andere helft over voor de gebeurtenissen voor de reis en nadat ze zijn aangekomen in de herberg. Dus logischerwijs is het stuk in de herberg sneller in tegenstelling tot de reis. Dit was erg prettig, want na de ellenlange tocht was het fijn om weer eens sneller door het verhaal heen te gaan en nuttige informatie te krijgen. Daar verlangde ik namelijk erg naar.

“Want ook al snap je niet elk klein detail, heb je niet elke verwijzing door, je kan toch nog genieten van dit boek.”

Als lezer hoef je inderdaad niet elke verwijzing door te hebben om te kunnen genieten van het boek. Het is uiteraard veel gemakkelijker om alle details en voortekens meteen door te hebben, dan pas achteraf te zeggen: “O ja!” Want ik ben van mening, dat wanneer de lezer die een van de voortekens doorheeft, meer voortekens zal vinden dan de lezer die er geen ziet. Een kettingreactie zal ik het maar noemen voor het gemak.