Selecteer een pagina

Hoofdstuk 1: Verbanden met druk

• Een natuurkundige grootheid kun je meten.
• In een metingvergelijk je de grootheid met de bijbehorende eenheid. De uitkomst van een meting schrijf je als: grootheid = getal * eenheid.
• Een grondeenheid van het SI is een internationaal afgesproken maat
• De kracht van een veer op een voorwerp heet de veerkracht
• Voor een veer geldt: Fv ~ u of Fv / u = C met
Fv: de veerkacht in N
u: de vervorming (uitrekking of indrukking) van de veer in m.
C: de veerconstante in N/m
• Het symbool ~ betekent: ‘recht evenredig met.’ De constante C hangt af van de gebruikte veer. Hoe groter C is, des te stugger is de veer.
• De kracht van de aarde op een voorwerp heet de zwaartekracht Fz: Fz = m * g
• m ~ V of ρ = m/v m: massa
V: volume in m3
Ρ: dichtheid in kg/ m3, een constante die afhang van de soort stof
• De dichtheid is de steilheid in het m,V – diagram.
• De uitkomst van een meting is een benadering van de werkelijke waarde van een grootheid
• Hoeveel de werkelijke waarde meer of minder kan zijn dan de uitkomst van een meting heet de onzekerheid
• Als een grootheid door vermenigvuldigen en/of delen berekend wordt uit uitkomsten van metingen, dan is het aantal significante cijfers in de uitkomst gelijk aan het kleinste aantal in de berekening.
• De kracht die een voorwerp op zijn ondersteuning of ophanging uitoefent, heet de gewichtskracht Fgew.
• Als een voorwerp stil ligt op een horizontaal vlak of hangt aan een touw is de Fgew = Fz
• Onder druk verstaan we de kracht per eenheid van oppervlakte. De druk op een voorwerp bepaalt de vervorming van het voorwerp
• Door het contactoppervlakte te vergroten (of te verkleinen) kun je bij gelijkblijvende kracht de druk verkleinen (of vergroten).
• p = F/A met p: de druk (‘pressure’) in Pa (pascal)
F: de kracht in N
A: de oppervlakte in m2
• overdruk: het verschil in druk dat groter is in bijvoorbeeld leidingen dan luchtdruk
• onderdruk: verschil in druk dat kleiner is dan luchtdruk.
• Een hypothese is een veronderstelling die je kunt toetsen met een experiment
• Extrapoleren: een constante lijn doortrekken, met de veronderstelling dat het ook gelijk zal blijven, zie plaatje hieronder. Het gestippelde gedeelte is het veronderstelde en dus geextrapoleerde deel van de grafiek.

• De druk p in een afgeslote ruimte is recht evenredig met de absolute temperatuur T in K. ( p ~ T )
• p/T = c of p = c * T met c = constante
• De evenredigheid geldt alleen als het volume van het gas en de hoeveelheid gas niet veranderen. De constante c is de steilheid in het p, T- diagram.
• (p1/T1) = (p2/T2)
• De druk is omgekeerd evenredig met het volume van het gas. p ~ (1/V)
• p = c * (1/V) of p * V = c met c = constante.
• De regel gaat alleen op als de hoeveelheid gas en de temperatuur van het gas gelijk blijven.