Rossi’s Opera Orfeo
uitgevoerd door: Capellaa Figuralis
Laat aangekomen bij het Frits Filips Muziekcentrum kocht ik met een paar anderen (voornamelijk leerlingen van mevrouw Rooijmans) de Last Minute kaartjes tegen een zacht prijsje. Snel liep ik door naar de zaal, en trok in het voorbijgaan een van de boekjes over Rossi’s Opera Orfeo uit een rek. Helaas: de prijs van het boekje compenseerde het voordeel van de Last Minute-prijs ruimschoots, en waarom ook vier euro neertellen voor een boekje met teksten en achtergrondinformatie als er ook boventiteling is?
Maar de ene opera is de andere niet. Van het verhaal heb ik dus niets gevolgd, aangezien zowel een apparaat voor boventiteling als een projectie-apparaat voor de teksten ontbrak. Rest er nog één optie: zo nu en dan het boekje van een ander lenen. Gelukkig bleek dit geen probleem toen na een kwartier iedereen de belangstelling ervoor (en in het algemeen) verloor, maar het gedempte licht, de absurd kleine lettertjes en het voortdurende ge-jaknik om zowel het verhaal als de gebeurtenissen op het podium te volgen zorgden ervoor dat ik het boekje al snel terzijde legde.
Deze gebeurtenissen op het podium behelsden eigenlijk vrij weinig: het decor bestond uit een enkel geprojecteerd schilderij van François Perriers Orphée devant Pluton et Proserpine, op het podium was een lage houten stellage opgericht in de vorm van een platte vierhoekige moer: in het midden bevond zich een lege ruimte, waarin het orkest speelde, terwijl de zangers en zangeressen, sober gekleed, op de stellage stonden.
Dit vond ik een prikkelende opstelling: in plaats van de bak waaruit alleen het zwaaiende dirigentenstokje steekt, staat het orkest centraal. De spelers en hun aparte instrumenten zijn duidelijk zichtbaar en bieden visuele afleiding zodra de zangers of zangeressen vervallen in sentimentele aria’s.
Zo komen we aan bij de zangers en zangeressen. Wat direct opviel: wat zijn ze jong! Helaas leken de stemmen bijna allemaal op elkaar: wat uitschieters naar onder of boven, van zowel mannelijke als vrouwelijke kant, waren voor mij welkom geweest.
Slechts één zangeres stak erboven uit: Euridice (Keren Motseri) had een prachtige stem waarmee ze emoties helder en duidelijk, zelfs zonder tekstboekje en zelfs zonder enig besef van het verhaal, kon overbrengen. Haar stem kon hard en boos zijn, maar ook breekbaar met veel vibrato’s. Eigenlijk wel de mooiste stem die ik ooit heb gehoord in een opera.
Het orkest was duidelijk zichtbaar, het orkest was duidelijk hoorbaar. Als je het orkest ziet spelen, hoor je beter wat er gespeeld wordt. Wat ik in deze opera hoorde wat ik nog niet eerder heb gehoord: men maakte gebruik van allerlei slagwerk: tamboerijn, trommeltjes, woodblocks, ratels. De eerste drie instrumen-
ten zweepten de muziek op zodat
het een swingend gevoel teweeg-
bracht, de ratel beeldde de slang,
die Euridice beet, uit.
Desalniettemin was het de
saaiste opera tot nu toe. Eentonig
was de muziek, maar de aankleding
sloeg alles. Ik voelde me bevrijd na
deze zich eindeloos voortslepende
voorstelling…