– Samenvattingen –
Die dag aan zee – Peter van Gestel:
In dit verhaal vertelt het meisje Sibille, ook wel Sip genoemd, haar verhaal. Zij leeft in een gezin van vier personen: zij zelf, haar broer Cham en haar ouders. Voor Cham heeft ze tegenstrijdige gevoelens: de ene keer haat ze hem wegens egocentrisch optreden (hij doet alleen dingen waar hij zin in heeft), maar vaak krijgt hij haar aan het lachen. Ze houdt van haar broer. Op een dag krijgt Sip een hersenschudding, dit komt allemaal doordat zij jaloers was op Jet, het vriendinnetje van Cham. Sip stalkte hen, waardoor zij onoplettend de straat overstak en aangereden werd. Hij voelde zich hier schuldig over en had daarom zijn relatie met Jet verbroken.
In haar tijd van herstel leerde ze een heel andere kant van haar broer Cham kennen: hij was niet meer de wilde jongen die nooit voor zijn zusje zorgde, nee, nu was hij bezorgd over haar en deed heel lief tegen haar, hij las haar ’s avonds zelfs voor.
Later in het verhaal gebeurt er iets verschrikkelijks: Cham en Sip gingen naar de zee. Sip had een zware kater en was bovendien erg moe, hierdoor viel ze op het strand in slaap. Cham was echter helemaal niet moe en ging zwemmen. Hij trok zijn kleren uit en dook het water in. Maar hij kwam niet meer terug: hij was verdronken. Zijn lichaam spoelde die avond aan. Twee voorbijgangers troffen het lichaam aan waarna Chams vader kwam aanredden en hem tevergeefs reanimeerde. Vanaf die dag stond het leven van Sip op haar kop. Ze gedroeg zich afwijkend en praatte nauwelijks meer met haar ouders. Na de begrafenis gaat ze bij oma Jeanne logeren en komt de ex-vriendin van haar broer tegen bij wie ze haar hart uitstort. Ze accepteert uiteindelijk dat Cham dood is en dat hij nooit meer terug zal komen. Wel heeft ze hierdoor een betere band met haar ouders gekregen, eindelijk geven ze haar de aandacht die ze nodig heeft en kan haar vader haar eindelijk recht aankijken als hij met haar praat.
Ons mankeert niets – Willem Jan Otten:
Justus beschrijft dat hij nu bij zijn boot in Akkrum is. Hij legt als het ware een getuigenis af van dat wat er op 28 en 29 maart plaatsgevonden heeft. Hierna blikt hij terug.
Toen Justus op de Middelbare school zat, zaten ook Stefanie Capitu (Steffie) en Hilde bij hem op school. (Hilde zat een klas lager.) Op het eindexamenfeest hebben Steffie en Justus voor het eerst gevreeën.
Drie maanden later studeerde hij Medicijnen in Groningen. Hier loopt hij op een gegeven moment Hilde tegen het lijf. Hilde kwam ook uit Heimwou en bij haar heeft hij een gevoel van ‘thuiskomen’. Wat later trouwden ze met elkaar.
Twee dagen nadat hij zich in Heimwou gevestigd had, kwam Steffie de praktijk al binnenlopen. Ze herkenden elkaar, maar Steffie zei niets over hun gedeelde nacht. Ze kwam ook niet echt voor een consult, ze kwam meer uit nieuwsgierigheid. Onverwachts stond ze op en zei “Wie weet bel ik je. We moeten elkaar spreken. Maar niet hier.”
Op 28 maart dag belde Steffie of hij die dag langs wilde komen. Ze spraken af dat hij om 15:30 zou komen. Deze ochtend kwamen er een heleboel klanten voorbij.
Later die dag meldde Zaza (de assistente) dat Dr. Daan gebeld had: hij wilde dat Justus morgen om 15:30 zou langskomen. Mevr. Aletta van den Voorst-Merkx was de volgende patiente. Haar man was de eerste overledene na de vestiging van Justus in Heimwou. Ze komt om afscheid te nemen omdat ze gaat verhuizen. Ze vertelt hem dat de kruisjes die op haar patientenkaart staan het aantal keren dat zij dokter Daan seks hebben gehad tijdens consult aanduidt. Alettta was intussen wel getrouwd met een man (30/35 jaar ouder) die zeer ziek en niet te genezen was.
Toen Justus dacht klaar te zijn voor de morgen, bleek dat zijn vrouw nog in de wachtkamer zat. Ze vertelde dat ze net bij Dr. Daan vandaan kwam, omdat zijn vrouw Evelien een aantal jaren gelden op 28 maart overleden was. Justus vindt het echt verschrikkelijk dat Hilde in zijn kamer zit: alsof zij tot het binnenste van zijn leven doordrong. Hij vindt dat ze het recht niet heeft om daar te zijn. Plotseling vroeg ze wat er met hen, hun huwelijk, aan de hand was. Huilend vertelt ze dat ze ook naar Dr. Daan was gegaan om over hen te praten, maar dat Dr. Daan niet open had gedaan. Het huis had er erg stil en verlaten uitgezien. Justus vertelt niet over het merkwaardige telefoontje van Dr. Daan.
De middag breekt aan en hij gaat op visite bij patienten. Eerst komt hij langs de vrouw van de slager. Zij had keelpijn en koorts. (Ook zij heeft kruisjes achter haar naam staan, maar dat zouden ook puntjes of vlekjes kunnen zijn.)
Toen hij om 15:30 bij Steffie aankwam vertelde ze hem dat ze Hilde had ontmoet. Ze had een kort gesprek met haar gevoerd en heel verbaasd gedaan toen ze hoorde dat Justus de opvolger van Dr. Daan was. Justus vond het niet leuk dat ze met elkaar gepraat hadden; nu was Steffie min of meer ook een bedrieger geworden. Het zou niet meer van een vrijpartij tussen Steffie en Justus te komen. Plotseling belde een man op, maar Justus wist niet wie het was. Wel begreep hij, maar dat had hij eigenlijk altijd al geweten, dat Steffie nog een ander had. Hij hoorde haar wat paniekerig aan de telefoon vragen waarom de man niets zei. Ze had zijn naam drie keer genoemd en Justus begreep dat het Dr. Daan was. Ze vroeg Justus wat je moest doen als je dacht dat iemand dood wil. Justus gaf haar geen antwoord. Doordat Justus nu wist dat ze iets met Dr. Daan had werd de afstand tussen hen groter. Steffie vraagt hem haar niet meer te bellen: hij komt buiten haar leven te staan.
Die avond at Justus thuis en Hilde vertelde hem dat ze Steffie heeft gesproken. Justus vond dit verschrikkelijk en is eigenlijk boos: Hilde is zo vol medeleven voor Steffie. Tijdens het afwassen wierp Hilde ook de gedachte op dat Dr. Daan zelfmoord zou willen plegen, maar deze bestempelde ze gelijk als ‘hersenspinsels’. Hilde meldde dat ook Steffie zich zorgen maakte om Dr. Daan en vraagt of Justus Steffie in zijn praktijk heeft. Justus zei dat hij het niet wist, maar Hilde drong aan. Justus werd boos en ging weg voor zijn Avonddienst. Hij is boos op zichzelf omdat hij eigenlijk medelijden met Hilde had. En haar verdriet was zijn schuld! Hij reed weg en zag een schim van Dr. Daan in zijn huis staan. Hij had door dat Dr. Daan dood wilde en dat hij niet om hulp gevraagd had. Ook begreep hij dat hij morgen degene zou zijn die Dr. Daan dood zou aantreffen.
Toen hij zijn visite bij de Fam. Sleutel had afgerond, stopte hij eerst voor het huis van Dr. Daan. Hij liep naar binnen en hoorde dezelfde muziek van Rossini weer. Het licht op de wc en op de gang brandde en de deur zat op slot, hij hoorde een klein waterstraaltje stromen (niet van plas). Hij leest het briefje van Steffie: “ Berend, ik wil bij je zijn. Roep me. Ik blijf bij je want als je dood wilt, wil ik nergens anders zijn.”
Hij opende hij de deur niet. Hij voelde totaal geen medelijden, maar had wel een misselijk gevoel en ‘smalende’ gedachten. Hij zei in zijn gedachten tegen Dr. Daan dat Dr. Daan de strijd verloren had en dat hij niet meer wilde weten wie hij was geweest. Hij vroeg zich af waarom Steffie van hem kon houden? Justus ging weer weg, zonder de deur te openen. (Hij liet zijn plicht als dokter eigenlijk in de steek.)
Hierna ging hij door naar Steffie, die meteen hopeloos vroeg of hij nog iets gezien had in het huis van Dr. Daan. Justus hield zich van de domme. Samen gingen ze op bed liggen en Steffie vertelde over Dr. Daan en de aantrekkingskracht die hij op haar had. Als ze uitgesproken is rollen half naakt over elkaar heen.
Steffie en Justus bleven liggen en ze vertelde dat Dr. Daan zijn vrouw de medicijnen heeft gegeven om te sterven. Plotseling ging de telefoon en ze dacht dat het Dr. Daan was. Justus probeerde haar te vertellen dat Dr. Daan dood was, maar ze wilde het niet geloven. Justus bracht haar naar het huis van Dr. Daan. Uit de auto stapte Steffie die alleen naar binnen ging. Justus ging naar zijn spreekkamer.
Plotseling kwam Hilde daar binnen en vroeg waar hij was vannacht. Ze had hen gezien in het huisje op de duinen. Hilde was erg boos en Justus vertelde haar dat hij wist dat Dr. Daan dood was. Hilde ging naar huis.
29 maart:
Om 15:30 belde Justus bij Dr. Daan aan. Er klonk geen muziek, maar de lamp op de wc was wel aan. Hij vond Dr. Daans lichaam dwars over de wc. Op de overlijdensakte schreef hij dat hij een natuurlijke dood was gestorven.
Wanneer alles m.b.t. de dood van Dr. Daan geregeld is, gaat Justus in zijn auto zitten. Hij rijdt naar de duinen maar Steffie is logischerwijze niet thuis. Hij heeft urenlang gereden en kwam uiteindelijk in het botenhuis in Akkrum terecht. Hier schrijft hij nu dit verhaal.
Vergelijking schrijfstijl van de twee boeken, ook met betrekking tot de dood
Als je het boek openslaat wordt op de eerste bladzijde al duidelijk dat Die dag aan zee een C boek is, en Ons mankeert niets een roman. Zo begint het boek van Willem Jan Otten met de zin; “Het ideale consult is een strenge orde, een droom van afstand en aanraking, bedoeld om klaarheid te scheppen, hoe chaotisch de klacht van de patiënt ook is”. Die zit overduidelijk vol met ‘moeilijke’ woorden/uitdrukkingen, en de zinstructuur is ingewikkeld. Het C boek begint echter met de zin “Mijn broer Cham verdronk terwijl ik lag te slapen”. Dat is een korte, eenvoudige zin. Bovendien wordt gelijk in het begin al verklapt wat er aan de hand is, zodat de lezer zelf niet de kans krijgt om dingen als het ware zelf te ontdekken.
Daarnaast loopt vrijwel alles in dat boek chronologisch, met af en toe een terugblik op het verleden. In de loop van het verhaal lees je hoe Sibelle opgroeit, van kleuter tot puber, en zijn er veel dialogen in het boek te vinden. In het boek van Otten is het echter veel ingewikkelder de tijdstructuur te achterhalen. Het boek is namelijk een terugblik op de dood van Dokter Daan, de voorloper van de ikpersoon. Soms gaat hij terug naar het verre verleden, dan weer naar het heden om vervolgens verder te vertellen over 28 en 29 maart. Hierdoor moet je altijd opletten over welke periode hij nou werkelijk aan het vertellen is.
In het boek van van Gestel wordt alles heel logisch verteld, bijna zonder terugblikken naar het verleden. En natuurlijk niet te vergeten die doodeenvoudige zinsopbouw en dialogen. Een voorbeeld:
‘Op weg naar de begraafplaats,’ zei Lotte,’dacht ik: ik kan hem nu nergens meer tegenkomen’
‘Kwam je hem vaak tegen?’ zei ik.
‘Soms. Dan zei ik: “Hé.” En dan zei hij: “Hé.” Ik zei nooit “Hé.” tegen iemand. Zei Cham wel es “Hé.” tegen jou, Sip?’
‘Hij zei niet erg vaak “Hé.” tegen me,’ zei ik.
Aan dit soort fragmenten heb ik me kapot geërgerd, echt verschrikkelijk vind ik het om dat soort boeken te moeten lezen. Het lijkt wel of dat de schrijver nog nooit van vervangwoorden heeft gehoord. In de roman is het echter heel anders, daar komt vrijwel nooit een herhaling voor in vier opvolgende regels. Het leest voor mij alles behalve ontspannend en heb veel meer genoten van het lezen van de roman Ons mankeert niets. Een aantal opvallende en poëtische citaten zijn:
‘… en ik rook de zweem van teer, roerloos zoet water en olie die bij mij gepaard gaan met het subtiele, hevige verlangen om alleen te zijn.’
‘Alles wat die nacht gebeurd is, is eerder die dag begonnen. Veel is toeval, maar wordt met terugwerkende kracht een plan.’
‘We bestaan zover we met anderen samenhangen.’
‘We schrijven, maar als we kunnen begrijpen wat er staat zijn we niet langer die we waren toen we schreven.’
Daarnaast zit er nog een verschil in het schrijven betreffende het thema van de boeken; de dood. In het eerste boek Die dag aan zee, wordt er een groot drama gemaakt over de dood van een 17-jarige jongen. Dit is natuurlijk ook goed te begrijpen, aangezien de ikpersoon zijn vijf jaar jongere zusje betreft. De rest van de belangrijkste personages staan ook dicht bij de overledene, waardoor er veel emoties naar boven komen. Je leest in dit boek hoe mensen met de dood van iemand overweg gaan, hoe ze dit verwerken en natuurlijk wat voor band ze voorafgaand aan de dood met elkaar hadden. Het laatste deel van dit boek betreft de rouwperiode, hoe Sip de dood van haar broer Cham probeert te verwerken en de leegte te vullen die hij in haar hart heeft achtergelaten. Ze praat daarom met Jet (de ex van Cham) en Lotte (een vriendin van Jet). Zij maken haar duidelijk hoezeer haar broer om haar gaf en dat ze jaloers was op de verstandhouding die zij met Cham had. Het hielp haar om te weten dat hij haar niet wilde verlaten en wel degelijk om haar gaf. Hierdoor nemen zij haar schuldgevoelens af, zodat ze eindelijk ophoudt met zichzelf de schuld te geven.
Daarnaast voert Sip een ontroerend gesprek met haar vader, die niet zo begaafd is om met mensen te communiceren, zelfs niet met zijn eigen kinderen. Tegen het einde van het boek ‘redt’ hij haar als het ware van een zelfmoordpoging, ze stond op het punt de zee in te rennen, achter Cham aan. Toen ze weer terug op het strand was had ze haar vader wederom geconfronteerd met zijn slechte gewoonte om zijn rug te keren als iemand te dicht bij hem in de buurt komt, zowel fysiek als psychisch. Dit maal draaide hij zich op haar verzoek van de zee af en keek haar aan. Hij deed zijn jas uit en hing deze om haar schouders, zodat ze het wat warmer kreeg. Hij pakte zelfs haar hand vast terwijl hij met haar praatte over zijn herinneringen aan de avond dat hij Cham op het strand vond. Dit alles was zeer ontroerend, en uiteindelijk krijgt ze de liefde waar zij altijd naar verlangt had: die van haar vader.
In de roman Ons mankeert niets wordt er echter heel anders omgegaan met de dood. Het wordt vaak als een verlossing gezien om te overlijden, in ieder geval is dat zo bij de meeste gevallen die hier beschreven worden. Het zijn namelijk allemaal patiënten van Justus, de huisarts uit Heimwou. Een aantal (ex)patiënten van hem lagen op sterven en hij nam het op hem om hen zo pijnloos mogelijk heen te laten gaan. De dood werd hier vaak gezien als de verlossing van chronische klachten en pijnscheuten die door merg en been gingen. Er werd dus in beide boeken heel anders gereageerd op de dood.